Een verderfelijk conglomeraat

Wonderlijke tijden zijn het. Het regime knutselt een nieuwe regering in elkaar, na anderhalf jaar gekeer en gedraai. Wat oplapwerk ,wat pappen en wat bijschilderen en het Nieuwe België staat zowaar in de steigers. Of het ooit die steigers zal verlaten? Dat gelooft geen mens.

Op hetzelfde ogenblik wordt in Brussel de zoveelste cruciale vergadering over de euro  gehouden. Die euro moet namelijk gered worden, want anders valt de Europese Unie uit elkaar. Zo leren ons de goeroes van het Europese Geloof.

En uitgerekend op dit ogenblik komt een boekje op de markt van één van de zeldzame waarlijk kritische intellectuelen van deze tijd: Hans Magnus Enzesberger, waarvan de titel in het Nederlands luidt: “Het zachte monster Brussel of Europa in de klem”.

‘Brussel’ staat vanzelfsprekend niet voor die wat verloederde, mismaakte en voorzeker mismeesterde stad, die ooit een bloeiend centrum van Nederlandse cultuur was. Hij heeft het over de Europese machtsambtenarij die in Brussel is neergestreken en in haar kielzog tegelijk talloze aaseters meesleept onder de vorm van lobbyisten van allerlei slag.

De auteur blijkt al bij al niet zozeer het troepje Europese commissarissen te vrezen. Velen onder hen zijn vaak niet veel meer dan nationaal uitgerangeerde politici, die van de nieuw verworven status en dito macht nogal eens misbruik maken om wraak te nemen op de collega’s die hen van het nationale toneel hebben geduwd.  Dit om maar niet de naam te noemen van een Oost-Vlaams politicus, wiens veel te jonge zoon door hem in het Vlaamse Parlement werd gedropt. ‘Carrièreplanning’ noemen ze dat tegenwoordig.

Zij zijn de pasja’s van Europa. Helaas wéten ze dat ook nog ook.

Ook de in Europa nogal talrijke directeurs-generaal vormen voor Enzesberger geen echte bedreiging.

Die ziet hij veel meer in de eindeloze rij veelal onzichtbare ambtenaren in de tweede linie. Dat zijn hoogopgeleide, ambitieuze en op hun carrière toegespitste lieden. Ze voeren een actieve zelftewerkstellingpolitiek. Het schrijven van reglementen is hun taak en als er dus niets meer te reglementeren valt, moeten ze hoognodig nieuwe onderwerpen uit de hoek halen om die vervolgens aan reglementering te onderwerpen. Dit soort lui zit hoog genoeg in de Europese hiërarchie om veel invloed uit te oefenen, maar niet hoog genoeg om al te veel wind te vangen. Zij zijn moderne fakirs, altijd bezig met het draaien van de touwen waarmee ze de hooggeroemde Europese burger kunnen binden. Ze beoefenen met zwier de kunsten van de machtspolitiek: ze maken of houden de afstand tussen henzelf en het plebs, waarover ze menen te moeten heersen, zo groot mogelijk. Geheel dus in overeenstemming met de machtstheorieën van de Nederlandse politoloog Mauk Mulder. Dat plebs, nota bene: dat zijn U en ik, en zoals bekend zijn velen onder ons drager van een zelfverdiend universitair diploma.

Onder de titel ‘het begin van het postdemocratische tijdperk’, verklaart Enzesberger dat veel democratische standaards die op nationaal niveau met veel zweet en tranen werden bereikt, via Europa weer verloren zijn gegaan. Anders dan in de nationale staat, schrijft hij nog, bestaat er in Europa geen echte scheiding van de machten: zij die de richtlijnen uitvaardigen bedenken ze eerst zelf, vrijwel altijd achter gesloten deuren.

Dat laatste zit Enzesberger hogelijk dwars: “Waar ooit (..) een idyllische kloostertuin lag, heeft de Europese wijk zich als een buitenaards Fremdkörper in de Belgische hoofdstad genesteld. Voor de buitenwereld is het Berlaymont een onneembare vesting. Er zijn veiligheidspoortjes als op een luchthaven, en zonder een plastic identiteitsbewijs op je revers kun je er onmogelijk naar binnen.”

Ho, dit is natuurlijk de gedroomde situatie voor jongelieden die zich driftig willen onderscheiden, zich afschermen en isoleren en zich in hun soms grenzenloze zelfoverschatting van het plebs verwijderen!

In zijn boekje neemt Enzesberger een gesprek op tussen hemzelf en één van deze eurocraten. Enzesberger verklaart dat de modale West-Europeaan een notitieboekje boven kan halen, waarin het nummer staat van zijn heimelijke geliefde die Alice Zimmermans heet en in Amsterdam woont, het nummer van de portier van een klein maar knus en goedkoop hotelletje in Odense, of nog het adres van enkele goede zomerhuisjes in de Franse Alpen, de naam van een uitstekende wijnbouwer in Navarra en die van een betrouwbare tandarts van Vlaamse afkomst aan de Costa del Sol. Al die fysisch al dan niet bestaande notitieboekjes, verklaart Enzesberger, die in de zakken van het zo misprezen plebs te vinden zijn: die bevatten het concrete netwerk van wat Europa voor de mensen werkelijk is. Dit is Europa.

Waarop de eurocraat met een even voorspelbaar als versleten antwoordt repliceert dat zulks  zonder de Europese Unie niet mogelijk zou zijn geweest.

Nu is een snelle blik doorheen de geschiedenis voldoende om deze uitspraak onderuit te halen en de feiten bewijzen, ook vandaag, dat we -, ‘we’: dat is de verzameling van de burgers die het plebs vormen- ons al lang onafhankelijk hebben gemaakt van die Europese instanties. “Tegenwoordig zijn we door de sociale netwerken sterker met elkaar verbonden dan door alle akkoorden die u hier in Brussel tot dusver bent overeen gekomen.”

Zo. Die zit.

En dan komt Enzesbergers dodelijke uithaal: “ De instanties die Europa over één kam scheren en onze leefwereld willen kolonialiseren, zitten ons meer in de weg dan ze ons tot nut zijn. U bent erop uit ons te normeren. Alstublieft, laat ons met rust met uw overbodige directieven.”

 

Laat ons nu even terugkeren naar het allereerste begin van dit stuk. Daarin ging het namelijk over de vorming van een nieuwe regering voor de staat Belgique.

Die regering wordt dus gevormd door de belichamers van de traditionele machten, die er kennelijk veel om te doen is de oude posities goed vast te houden en die dus geen kans voorbij laten gaan om met scherp te schieten op wat zij bestempelen als ‘populisme’, goed wetend dat dit laatste duchtig aan de fundamenten van hun macht begint te knagen. Zij nu hebben eurocratië in het leven geroepen, in toepassing van het adagium “steeds meer Europa!”, hetgeen met zich heeft gebracht dat thans zowat 80 procent van de regelgeving uit de Europese hoek afkomstig is. We wachten met spanning op het moment waarop we kennis kunnen nemen van de standaardiseringsregels voor de kropsla.

De vlucht vooruit, in de hopelijk ijdele hoop het zogeheten populisme een stap voor te blijven?

Voor de beide groepen schijnt er namelijk maar één grote tegenstander te bestaan: datgene wat men vroeger ‘de massa’s’ placht te heten. En ja hoor: ze bevinden zich in het gerenommeerde gezelschap van de heer Verhofstadt en de andere verlate hemelbestormers, die de afspraak met de Franse Revolutie gemist hebben.

Een politieke klasse die voornamelijk haar eigen agenda volgt en een europese ambtenarij die hetzelfde doet. In de beide gevallen om de macht voor zichzelf te verwerven om minstens te behouden.

Een objectief bondgenootschap tussen lieden die in eigen land alles doen om de stem van het volk te negeren en een Europese,ongenaakbare machinerie, ver verheven boven mensen en volkeren.

Dat lijkt het beste recept om een toekomstige democratische revolutie een continentaal karakter te bezorgen.

iets dergelijks: is dat niet een verderfelijk conglomeraat?

 

Jaak Peeters

Dec. 11

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *