Volgens Jef Lambrecht hebben de westerse regeringen hun wensen voor werkelijkheid genomen, toen ze meenden dat de Arabische lente in 2010 het beginpunt markeerde van de overgang van de autocratische regimes in dat deel van de wereld naar een – wat genoemd wordt – moderne, seculier georiënteerde, democratische staatsordening. Lambrecht verklaart dat de kiemende democratie heel kort al na het uitbreken van de woelingen door de islamisten opzij werd geschoven. “Eigenlijk kun je je afvragen of er ooit een Arabische revolutie heeft plaatsgevonden”, zegt hij nog.
Daar vallen twee opmerkingen bij te maken.
Ten eerste: Lambrecht erkent dat er een authentieke en oprechte roep naar vrijheid en democratie was. Waarom zouden de kiemen van deze roep dood zijn, nu andere machthebbers het heft hebben overgenomen van de oude heersersgroepen? Het is toch denkbaar dat de lokroep van de gepercipieerde vrijheid in de westerse wereld grote groepen vooral geschoolde mensen luid in de oren blijft klinken? Ten tweede: de Arabische wereld heeft nooit een echte Verlichting gekend. Dat blijft iets typisch West-Europees. In het Arabische wereldbeeld valt authenticiteit veel minder samen met een individueel bepaald levensgevoel. De Moslim is, naar iedereen vertelt, veel meer een sociaal mens. Maar dat betekent niet meteen dat het authentieke aan hem niet besteed is.
Wie naar de Arabische Lente kijkt, kan niet anders dan de blik wenden naar de actuele beweging van de zogeheten Indignados, de verontwaardigden. Zij protesteren tegen het machtsestablishment dat gevormd wordt door de sinds lang heersende politieke partijen, de financieel-economische machtsgroepen, politieke organisaties die macht usurperen zonder de weg van de democratische verkiezing daartoe te bewandelen – Europa is à la stoemelinckx tot stand gekomen – en, in het algemeen, de afwending van de machtigen van de feitelijke zorgen van de ‘gewone man’. Ze verwijten de heersers dat die vooral met zichzelf bezig zijn en veel te weinig oog hebben voor wat de modale sterveling bezig houdt.
En dan is er het eigen land. Hoewel: eigenlijk toch ook weer niet.
Er is de systematische afkering van grote delen van het kiespubliek van de oude, traditionele machtspartijen. Politici uit deze laatste groepen worden geassocieerd met de ondergang van banken, zoals Dexia. Het wordt hen kwalijk genomen dat ze voor zichzelf rijkelijke vergoedingen opstapelen, maar intussen de werkende bevolking ontzettende lasten opleggen om een staatsschuld te delgen, waarvoor ze tenslotte zélf verantwoordelijk zijn. Meer zelfs: iedereen beseft best dat de dingen niet op deze manier kunnen blijven doorgaan en dat pijnlijke ingrepen onvermijdelijk zijn. Maar laat het dan met deskundigheid en ten gronde gebeuren, zodat we er dan ook meteen helemaal van verlost zijn. Maar wat de politici uit de traditionele partijen laten zien is voornamelijk oplapwerk waar niemand veel vertrouwen in heeft. De rol bij dit alles van een partij die van nature tegen het machtssysteem zou moeten kiezen, namelijk Groen, is meer dan bedenkelijk.
Dezelfde electorale verschuivingen vindt inderdaad men in andere landen. In Nederland, met zijn PVV; in Finland met zijn eurosceptische groep. Idem dito in Oostenrijk en Zweden. Over de woelingen in Griekenland is het laatste woord niet gezegd en de Europese liefde is in landen als Slowakije erg bekoeld, terwijl Groot-Brittannië altijd al een koel minnaar was van de Europese constructies. Deze laatste worden nu massaal gepercipieerd als de producten van hetzelfde machtsregime, waartegen miljoenen kiezers hun stem uitbrengen. Mensen ervaren Europa als ‘tegenstander’.
De Arabische Lente, de beweging van de Indignados en de electorale verschuivingen naar de zogeheten populistische partijen: het is toch vreemd dat dit alles zich binnen hetzelfde tijdsgewricht voordoet? Nergens valt er enige centrale leiding te bespeuren. Er zijn geen gemeenschappelijke congressen waarop plechtige manifesten worden afgekondigd. Alles blijkt van onderen op uit te groeien, vanuit een bevolking die ‘het’ kennelijk beu is.
Maar wat is dat dan: die ‘het’?
Niemand die het goed weet te definiëren en dus is speculatie gewettigd.
Er lijkt één kenmerk te zijn dat de drie bewegingen gemeenschappelijk hebben: het verzet tegen oude, sinds lang heersende machtsstructuren. In het ene geval worden die belichaamd door dynastieke families, in het andere door het kapitaal en de daarmee geassocieerde politieke structuren en in het derde geval zijn de gevestigde, traditionele partijen de pineut.
Zou het kunnen dat hier het begin ligt van een diepere verklaring voor de voorhanden feiten? Er is namelijk iets merkwaardigs aan de hand in de landen die door de Semitisch – Griekse opvattingen werden gevormd: de idee van de hiërarchie, het idee van een ‘hoger’ en een ‘lager’. Al zowat twintig jaar geleden schreef Bart Prins een studie over de grondideeën van Hannah Arendt. Daarin verklaart hij dat volgens Arendt de traditionele categorieën en begrippen van het politieke handelen en de traditionele maatstaven van moraliteit onbruikbaar zijn geworden in een tijd waarin machtsystemen mensen tot overbodige nummers kunnen maken. Prins verwijst terecht naar het feit dat vele mensen in het Oude Griekenland maar niet konden begrijpen dat de veranderlijke, sterfelijke wereld waarvan ze getuige waren de ‘ware wereld’ kon zijn. Dus, vond Plato, moest er een ware wereld van onveranderlijke vormen bestaan, en hij verklaarde in zijn beroemde allegorie van de grot dat de dagelijkse wereld daarvan een onvolmaakte afspiegeling moest zijn.
Deze hiërarchische idee heeft altijd de hele westerse wereld doordrenkt en vond zijn concrete realisatie in het wereldbeeld waarbij de koning de wereldlijke heerser was, naast de paus, die de vertegenwoordiger van God op aarde was. Ook in de Arabische wereld is de hiërarchische gedachte via het Jodendom en de patriarchale denkbeelden diep doorgedrongen, aangevuld door de Griekse denkbeelden uit het Hellenisme.
De vraag is nu of deze manier van denken niet tegelijk de grondvoorwaarde vormt voor een wereldordening die van bovenaf geleid wordt door groepen die voornamelijk hun eigen agenda volgen? Als dat zo is, dan heeft het protest van de Indignados en hun geestesgenoten een veel diepere betekenis dan welke sociologische uitleg dan ook ons kan bieden. Dan maken we de opstand mee van de levende, concrete mens tegen de idee dat de universaliteit de concrete mens moet vormen en niet omgekeerd. En misschien verdient datgene wat de machtsgroepen ons als democratie voorspiegelen die naam niet echt. En eveneens misschien zit het verzet tegen de door de machten mogelijk gemaakte massale immigratie in dezelfde orde van gedachten, waardoor dat verzet niets met racisme of dat soort epitheta te maken heeft, maar alles met de lokroep naar het zélf beheersen van het authentieke, concrete leven van miljoenen mensen.
Als die interpretatie juist is, rijst er hoop op een inderdaad andere wereld.
Daarom is de aangepaste leuze van Marx interessant: Indignatos aller landen, verenigt U!
Jaak Peeters
Oktober 2011