In nogal wat media wordt er commotie gemaakt over de nieuwe mediawet in Hongarije. Die zou ‘omstreden’ zijn. Bij nader toezien vallen hier toch wel wat vragen bij te stellen.
Om te beginnen: wie kent er eigenlijk de inhoud van die zogenaamd ‘omstreden’ wet? Raadpleging van vier kranten, twee Vlaamse en twee Noord-Nederlandse, leverde geen enkele tekst op, die de indruk wekte een min of meer getrouwe weergave te zijn van de inhoud van de Hongaarse wet. Nochtans zou men moeten veronderstellen dat media hun lezers informeren om hen in staat stellen tot verstandig en overwogen oordelen. Aangezien de meeste lezers het Hongaars niet machtig zijn, is de informatieplicht van de media in dit geval des te dwingender.
Wat wel gevonden wordt: een uiterst korte tekst van hooguit 150 woorden, waarin het standpunt van twee Hongaarse en één Duitse krant over de nieuwe wet wordt weergegeven. De nieuwe mediawet zou de persvrijheid onderuit halen. Dat is alles. 150 woorden om een wettekst die wellicht vele, vele pagina’s telt weer te geven en te becommentariëren? Deze blog telt meer dan 840 woorden!
Voorts: in verschillende media komen identiek dezelfde teksten voor, zelfs met een identieke titel: “Hongarije weerspreekt de kritiek op mediawet.”. Het feit dat identieke teksten in verschillende media van verschillende groepen worden opgenomen, wijst erop dat die teksten één enkele oorsprong hebben. Mogen we als kritische burger ook weten welke die oorsprong is?
Haalt de Hongaarse pers de persvrijheid in dat land onderuit? Dit blijkt kritiek te zijn van onder anderen de Europese Commissie. Dan is de eerste vraag of de zorg voor dingen zoals persvrijheid wel tot de bevoegdheden van de Europese Commissie behoort. Dan krijg je inderdaad de onvermijdelijke Neelie Kroes op je dak.
De tweede vraag luidt: met welk recht klaagt met name Europa een lidstaat op dit punt aan? Is Europa dan zélf zo’n voorbeeld van transparantie? Hoe legt Europa dan uit dat ‘men’ systematisch toewerkt naar de totstandkoming van een Europese hyperstaat, zonder dat de burgers daarover hun oordeel hebben kunnen uitspreken? Die kwestie is toch, zou men zeggen, belangrijk genoeg om voorwerp van een uitdrukkelijke stemming te wezen? En reken maar dat ‘men’ naar zo’n superstaat toewerkt: buitengrenzen, 180.000 bladzij ‘wetgeving’, een Europees ‘hooggerechtshof’, een eigen vaandel, een eigen munt en zelfs een eigen ‘volkslied’. Nou: wat zou er nog kunnen ontbreken?
Zeg niet: daar heb je die onverbeterlijke euroscepticus weer! Iedereen kan dit soort dingen zò op Wikipedia lezen.
Derhalve moet ons standpunt tegenover de kritiek van Kroes op de Hongaarse wet zijn: ‘Hoezo? Verwijt de ketel dan de pot?’
Keren we even terug naar het feit dat vele artikels uit één centraal punt afkomstig blijken.
Zou het kunnen dat de pers uit gemakzucht dergelijke – en dus ook andere – berichten overneemt, zonder ze vooraf zelf kritisch te controleren? Wat op Belga of het Nederlands Persagentschap verschijnt, zou zodoende massaal kritiekloos worden overgenomen. Daarom zijn de artikels ook identiek.
Als die hypothese correct is, werpt er zich een levensgroot probleem op voor onze democratie.
Men moet dan constateren dat wat de media beroert op bijzonder weinig onderbouwde grondslagen berust. Dat nieuwsitems vluchtig zijn, kan dus niemand verbazen. Wat moeten we denken over een democratie die op dergelijke oppervlakkige basis functioneert?
Daar zit nog een tweede uiterst belangrijk aspect aan vast, dat met heel veel klem hoort belicht: commerciële overwegingen en economische besparingsbeslissingen hebben een directe invoed op het politieke leven. Doordat commerciële groepen nieuws ‘kopen’ en ‘verkopen’ wordt politieke informatie koopwaar en dat hoort nog snel te gaan ook, want het geld moet rollen. Vandaar dat grondig nieuws niet opbrengt. Datgene wat de grondstof voor een gezond werkende democratie zou moeten zijn, wordt derhalve gedegradeerd tot voorwerp van cijferende marketeers. Niet de inhoudelijke relevantie, maar de winst die ermee kan gegenereerd worden bepaalt wat het tot centraal item brengt.
Natuurlijk is dat geen nieuw verschijnsel. Veel wetenschappelijk onderzoek zou nooit worden verricht zonder commerciële motieven. Dat is niet altijd verkeerd – soms zelfs integendeel, want een verstandig functionerende overheid zou concurrentie kunnen hanteren als middel om eerbare doelen te bereiken. Milieubescherming bijvoorbeeld. Zoiets lijkt toch wel echt de zorg te moeten zijn van een instituut zoals de EU.
Maar als het om voorlichting gaat ligt de zaak wel even anders. Als de Hongaren een nieuwe mediawet uitvaardigen, dan moet de burger – voor zover die als buitenlander daarover überhaupt heeft te oordelen – de kans krijgen om de tekst van die wet integraal te lezen. Zulks moet georganiseerd worden en als dat niet gebeurt, moet men niet komen aandraven met een ‘Europese binnenruimte’. Die bestaat dan namelijk alleen voor Eurocratië. In het Engels. Pas als de burger de juiste tekst ter hand kan nemen is hij in de gelegenheid zelfstandig te oordelen, als bewust, al dan niet ontwikkeld mens.
Misschien komt hij wel tot een ander oordeel dan dat van sommige media- of politieke figuren en steunt de publieke opinie de Hongaarse wet wel.
Is men misschien bang voor het gezonde oordeel van de burger?
Jaak Peeters
Jan 2011