Plato, Hobbes, Kant, de democratie, de euro en de slang

De aandachtige lezer haalt de wenkbrauwen op, zich afvragend wat de euro met Plato en Kant vandoen heeft. De democratie tegenover Hobbes of Plato: daar kan iedereen zich nog wel iets bij voorstellen. Maar die euro?

Toch rezen bedenkingen dezer dagen op toen er vanuit Duitsland onrustbarende geruchten opklonken over de toestand van de euro – bedoeld is inderdaad: de munt – en zelfs de EU zelf, naar aanleiding van de moeilijkheden in Ierland.

Vooraf luidt de vraag wat we over een euro of EU zelf moeten denken, als blijkt dat een begrotingsdeficit in één kleine lidstaat de hele constructie aan het wankelen kan brengen. Maar daar gaat het hier even niet over.

 

Zoals bekend is de democratie het politieke stelsel, waarbij in een samenleving iedereen die dat wenst invloed kan uitoefenen. Niemand wordt principieel uitgesloten en dat laatste betekent dan weer dat de houding van iemand als Jos Geysels, die vond dat het Vlaams Belang/Blok moet uitgesloten worden, met slechts één kwalificatie kan worden aangeduid: ondemocratisch.

De fundamentele gedachte die schuilgaat achter de democratische denkwijze is dat een samenleving een kluwen van krachtenvelden is, waarbij elk van die velden tracht het overwicht te krijgen. Omdat echter het kluwen zo omvangrijk en zo ingewikkeld is, is het uiterst moeilijk om er greep op te krijgen: die ontglipt telkens weer. Het sleutelwoord van een democratie is: dynamiek. Het onafgebroken veranderen van onderlinge machtsverhoudingen dus, waarbij geen enkele toestand ooit de totale overhand haalt. Die gedachte vloekt inderdaad met het uitsluiten – oftewel politiek doden, met een knipoog naar Mouffe – van welke strekking dan ook.

‘Veilig’ is een democratie evenwel niet. Wie houdt van rust en gemak wordt in een democratie bij voortduring op de proef gesteld. Men kan zich niet opstellen als een kluizenaar, alsof de wereld rondom niet bestaat, want die wereld appelleert altijd weer opnieuw. En dus moet de kluizenaar antwoorden. En omdat de onderlinge verhoudingen voortdurend in beweging zijn, is het nooit zeker dat de rust die men eens genoot, in de toekomst kan blijven voortduren. Alertheid en bereidheid tot engagement is dus de boodschap.

Er zijn nochtans theorieën die deze veilige toestand van eeuwigdurende rust wel pretenderen te bieden.

Ze bestaan in verschillende versies, allemaal met een utopisch karakter, en allemaal gekenmerkt door de absolute heerschappij van één enkel machtscentrum.

Voor Plato waren dat de filosofen: de mensen die, door nadenken en ervaring wijs geworden, geacht worden de verstandigste beslissingen te kunnen nemen. Plato legt ons niet nader uit hoe iemand tot de filosofenstand kan opklimmen, maar in De Staat is hij formeel: geen sprake van de chaos van de democratie! Het komt aan de besten toe de staat te besturen. Geen goed woord heeft Plato over voor een maatschappelijk stelsel, waarin de onderlinge verhoudingen onafgebroken kunnen en ook zullen veranderen. Plato beijvert zich om een definitieve, perfecte maatschappelijke toestand. Typisch Grieks. Of toch niet?

Een andere methode om de rust in een maatschappij te verzekeren vindt men bij iemand als Thomas Hobbes. Te midden van de woelingen van zijn tijd, waarin de ene factie de andere soms letterlijk naar het leven stond, vond Hobbes maar één sluitende methode om veiligheid en rust in de wereld te brengen: de absolute macht van een Leviathan. Ook deze toestand draagt een soort eeuwigheidskarakter, want Hobbes is als de dood voor de chaos van zijn dagen en wil er alles aan doen om die in de toekomst te voorkomen.

Het grote probleem met maatschappijstelsels die de mensen rust en eeuwige zekerheid voorhouden, is dat hun rust bedrieglijk is. De geschiedenis leert dat geen enkele Leviathan, hoe machtig ook, het eeuwig uithoudt. En àls zo’n Leviathan vervolgens van zijn voetstuk tuimelt, is de puinhoop en de bijhorende stofwolk navenant. Idem dito met de filosofenstaat van Plato, want wie bepaalt wie filosoof is, wijs is en bijgevolg het roer in handen moet nemen? Opnieuw leert de geschiedenis ons dat de heerschappij van een superieure kaste nooit eeuwig is. Zelfs theocratieën houden het nooit eeuwig uit, zoals ook weer opnieuw de geschiedenis ons leert. Met andere woorden: wie de oorlog ‘definitief’ wil uitbannen, veroordeelt zichzelf tot een uitzichtloze oorlog tegen iedereen en allen.

Het moet wel zijn dat deze gedachten Immanuel Kant bewogen hebben, toen hij zijn beroemde essay over de eeuwige vrede schreef. Nadat hij de preliminaire principes heeft uiteengezet, waarop een ‘eeuwige vrede’ volgens hem zou kunnen berusten, verklaart hij, in zijn artikel twee, dat een volkenrecht altijd moet gebaseerd zijn op een federatief verbond van vrije staten – we laten de precieze betekenis van deze laatste term even buiten beschouwing. Kant gelooft dus niet in de weldoende werkdadigheid van één enkel, ongedeeld en onveranderlijk machtscentrum. Voor Kant moet de wereld gestructureerd worden op basis van een aantal universele beginselen, die vervolgens concreet ten uitvoer worden gelegd binnen het spanningsveld van elkaar onophoudelijk beconcurrerende staten. De heilzame werking van steeds wisselende, onderlinge machtsevenwichten levert de grootste kans op vrede. Ziehier de realist Immanueel Kant.

Dat lijkt nou een mooi uitgangspunt voor een verdere bespreking van de zoveelste muntcrisis die ons nu weer bedreigt, dat laatste althans volgens de deskundigen.Zij slaan ons in kranten en tijdschriften met hun wijsheden om de oren. Hun concert lijkt wel op de kakofonie van een amateurstrijkkwintet, dat net begonnen is met het inoefenen van een nieuwe partituur. Het beeld en het bijhorende geluid is duidelijk.

Maar als we de euro eens zouden opvatten als een expressie van het naïeve geloof in het unieke probleemoplossend vermogen van een van de zovele Leviathans en de filosofenstanden uit de geschiedenis? Als we de euro eens de functie zouden toeschrijven die Plato aan zijn filosofen en Hobbes aan zijn Leviathan toekent? Dan rijst het vermoeden dat de financiële Leviathan die de euro is, net als zijn politieke tegenhanger, nu af te rekenen krijgt met een wereld, die nu eenmaal niet voor eeuwig vanuit één enkel centrum te besturen valt. Dan zouden we misschien inzien dat de euro zowat dezelfde functie dreigt uit te oefenen als de oekaze van iemand als Jos Geysels, die de opkomst van een hem onwelgevallige strekking verhindert om het systeem dat hém welgevallig is te handhaven. .

Onnodig te zeggen immers dat zoiets onvermijdelijk tot onhoudbare spanningen voert.

En dan rijst meteen ook de vraag: was de kronkelige slang van destijds niet een veel beter antwoord op de onvoorzienbare wisselingen in onze financiële wereld? En was diezelfde slang niet tegelijk een teken van een fundamenteel realisme, precies zoals een democratie een afwijzing is van elke utopie en de uiting van respect voor de waarheid van het leven?

Jaak Peeters

Nov 2010

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *