De kranten berichtten deze week dat de Europese commissie het bekijken van kinderporno op internet wil verbieden. Het gremium wil dat de lidstaten de betrokken internetsites blokkeren.
Op het eerste gezicht lijkt dit optreden op ieders steun te moeten kunnen rekenen. Maar bij nader toezien pleegt men met valse voorwendsels een aanslag op onze vrijheid.
Het gaat vanzelfsprekend niet om de kinderporno zelf. Dat spreekt. Behalve de liefhebbers van het genre, zal wel iedereen dit soort exhibities verfoeien. Maar dààr steekt nu net het valse van het hele verhaal: de Europese commissie misbruikt de terechte afkeer van de meeste mensen voor kinderporno om voor zichzelf een macht te verwerven, waar ze geen aanspraak mag op maken.
Het is niet voorzien in de Europese verdragen dat een Europese commissie zich moet bezighouden met wat burgers mogen of kunnen bekijken, beluisteren of lezen. Alleszins: dàt die commissie het recht zou hebben om zich met dit soort materie bezig te houden, is ons, burgers, nooit met zoveel woorden verteld, laat staan dat we daarover hebben kunnen beslissen.
Door dit onderwerp aan te pakken, kan die commissie echter rekenen op algemene instemming. Ieder weldenkend mens is toch tegen kinderporno? Het onwelriekende zit in het feit dat de commissie op de manier à la stoemelinx bevoegdheid naar zich toetrekt. Ze misleidt de naïeve burger, misbruik makend van zijn terechte verontwaardiging.
Nu is het hanteren van dit soort weinig respectabele methoden in de politiek verre van ongewoon. We zouden er daarom spottend overheen kunnen stappen, wetend dat heersers altijd wel middelen zoeken om hun eigen heerszucht bot te vieren. Volgens sommigen vindt 80 % van de wetgeving zijn oorsprong in Europese middens. Kennelijk is dat voor sommigen nog lang niet genoeg. We mogen ons dus aan dit soort grapjes wel meer verwachten.
Maar er is een andere gevaarlijke adder onder het gras.
De Europese commissie gaat met deze actie een bijzonder gevaarlijke weg op. Het is geen fait divers. Het is een weg die makkelijk stilzwijgend kan leiden naar een hedendaagse versie van de Heerlijke Nieuwe Wereld. Een wereld waarin burgers alleen voorgeschoteld krijgen wat de heersers van de aarde welgevallig is en vooraf hebben goedgekeurd.
Want als de Europese commissie vandaag beslist dat mensen sommige dingen niet mogen bekijken, wat zal diezelfde commissie dan verhinderen morgen te decreteren dat wij sommige dingen niet mogen lezen en andere niet langer mogen beluisteren?
Het is toch duidelijk dat ook een Europese commissie samengesteld is uit personen, die zelf een al dan niet sterk uitgesproken ideologische voorkeur bezitten? Neem nu als voorbeeld een eurocommissaris met een extreem-linkse achtergrond. Er lopen in Vlaanderen politici van dat slag rond en nog bekwame ook, om de vorige minister van onderwijs niet te noemen. Dit soort mensen zou ook in een Europese commissie terecht kunnen komen. Het is niet moeilijk zich voor te stellen dat dergelijke personen weinig op hebben met de opvattingen die zij extreem-rechts noemen. In hun ideeënwereld zijn hun eigen opvattingen immers “normaal”, en dus helemaal niet extreem maar die van hun tegenstanders zijn vanzelfsprekend wél “extreem”, en dus ongewenst. Wat indien een of andere eurocommissaris erin slaagt een verband te leggen tussen sommige opvattingen van de man die enkele jaren geleden in Antwerpen een Somalische kinderoppas doodschoot en “extreem-rechts” c.q. ‘nationalistisch’ gedachtengoed in het algemeen? Zal de Europese commissie dan vervolgens de publicaties verbieden, die zij zelf als extreem-rechts of “nationalistisch” aanmerkt? Zal zij een algemene censuur leggen op films en TV-programma’s, op een manier die perfect vergelijkbaar is met wat vandaag in de Islamitische wereld gaande is?
En wat als mensen het Europese Diktat overtreden? Zal er dan een hedendaagse versie komen van de Middeleeuwse Inquisitierechtbanken?
Als er uit dit alles één les moet worden getrokken is het wel deze: de democratie, dat tere plantje, is geen definitief verworven toestand. Het Westen en nog meest van al het Europese Westen moet niet prat gaan op het bezit van een maatschappelijke superioriteit die zich uit in een democratische rechtstaat. Die democratie is ook in het Westen bedreigd. Zij moet permanent worden verdedigd. Vanaf nu dus ook tegen Europa.
Jaak Peeters
29 maart ‘10