Er zijn twee dingen. Het eerste werd onlangs nog door Gerard Bodifée aangedragen: de evolutietheorie is slechts een theorie, geen feit. Ze is zoals elke wetenschappelijke theorie: slechts een voorlopige hypothese. Zo gaat dat in de wetenschap. Eerst was er Newton en Maxwell. Vervolgens kwam Einstein en de speciale en algemene relativiteitstheorie, weldra, in de jaren dertig van vorige eeuw, gevolgd door de quantumtheorie. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen de snarentheorie, daarna de supersnarentheorie en inmiddels zijn we al aan de M-theorie.
Darwins boek is één lange discussie met zijn tijdgenoten—zoals zoveel boeken discussies bevatten of gewoon zijn. De wetenschappelijke wereld werd in die jaren verdeeld tussen lieden die meenden dat de biologische soorten op zich onveranderlijk zijn en daarom als zodanig geschapen en, aan de andere kant, mensen die wél overal verandering en modificatie zagen en daarom de soorten zagen evolueren.
Van de 520 tekstbladzijden (Nederlandse vertaling) handelen er 450 over Darwins grondstelling: het overleven van de best toegeruste individuen en, omgekeerd, de extinctie van de slechtst toegeruste groepen. Slechts op bladzijde 451 verschijnt voor het eerst de gedachte dat àlle soorten zouden kunnen afstammen van één enkele oervorm.
Vier keer brengt Darwin deze laatste gedachte, die hij nergens echt tot de zijne maakt, maar voorstelt als een suggestie: “als we eens… dan…”. Darwin verwerpt nergens de gedachte dat deze oervorm zijn oorsprong vindt bij een Schepper.
Wel toont hij sympathie voor de idee van de afstamming uit één oervorm: volgens hem zou dit betekenen dat de soorten in toenemende mate verfijnen en dus veredeld worden. Bovendien zou zulks het bewijs vormen dat de wereld niet onderhevig is aan periodieke catastrofen, hetgeen de hoop op een betere toekomst wettigt.
Darwin toont zich de hele tijd een voorzichtig, goedbemeten schrijver. Slechts op één plaats, helemaal op het eind van zijn werk, valt hij even uit zijn rol.
Nergens, maar dan ook nergens, stelt Darwin zijn theorie voor als een feit. Integendeel: heel consequent blijft hij spreken over “mijn theorie”, 520 bladzij lang.
Dat brengt me bij mijn tweede punt. Zowel voor- als tegenstanders van de evolutietheorie doen Darwin erg onrecht aan door hun eigen opvattingen als feiten voor te stellen. Het is zoals in de politiek: de woorden van de tegenstander verdraaien of verzwijgen. Dat is geen eerlijk spel. Ik verdenk vele discutanten er openlijk van zelf het boek van Darwin niet eens gelezen te hebben.
Tegenover de creationisten stel ik dat Darwin op verschillende plaatsen ten gronde ingaat op de kritiek die zij vandaag telkens weer formuleren. Darwin geeft heel plausibele antwoorden. Zo legt hij bijvoorbeeld heel goed uit dat het idee dat er gescheiden, aparte diersoorten bestaan, voornamelijk aan menselijk gezichtsbedrog te wijten is. Want in werkelijkheid zijn àlle soorten overgangsvormen: er zijn er geen andere! Nochtans is dat nu net één van de grote bezwaren van de voorstanders van het creationisme. Waarom dan telkens weer opnieuw vragen naar wat al zo vaak werd uitgelegd?
Tegenover de evolutiefundamentalisten stel ik dat Darwin nooit een boek over “De Evolutietheorie” heeft geschreven, maar die algemene evolutie slechts als suggestie opvoert. Bovendien staat Darwins tekst op geen enkele manier de interpretatie toe, als zou Darwin gepretendeerd hebben de ultieme waarheid te willen verkondigen. Wat meer is: voor- noch tegenstanders van een vorm van Intelligent Design kunnen bij Darwin argumenten vinden. Die gedachte zit gewoon niet in het boek.