Emancipatie herbekeken

Er is in het maatschappelijk debat nogal wat te doen over wat genoemd wordt : ‘emancipatie’.Het woord komt voort van het Latijnse emancipare , hetgeen bij de Romeinen stond voor het officiële proces waarbij de zoon uit de vaderlijke macht werd ontslagen [1] . De zoon werd daardoor zélf pater familiae . Als dan zijn eigen zoon later op de gepaste leeftijd zou zijn gekomen en de geschiktheden zou verworven hebben, kon hij die op zijn beurt ‘emanciperen’.

Emancipatie had bij de Romeinen dus een duidelijke maatschappelijke betekenis en er bestond ook een juridische omkadering voor. Het was een soort officiële meerderjarigheidsverklaring. Emanciperen was iets wat je onderging, al kon je je erop voorbereiden. Door te studeren, bijvoorbeeld.

In die betekenis is het begrip velen in onze dagen evenwel niet bekend. Wie over ‘emancipatie’ spreekt, bedoelt het streven naar gelijkberechtiging, naar evenwaardigheid, naar zelfstandigheid en eerlijke maatschappelijke verhoudingen, een streven dat uitgaat van diegene die zichzelf wenst te emanciperen. Zo staat het uitdrukkelijk in Wikipedia. Bij de Romeinen had het begrip dus een veel specifiekere betekenis, want het was een begrip binnenin de familieverhoudingen.

De betekenis die het begrip emancipatie in het algemene debat vandaag heeft, kan evenwel aan ernstige kritiek worden onderworpen.

Een ‘links’ begrip

De hedendaagse betekenis van het begrip emancipatie slaat vooral en voor alles op het streven naar vrijheid en zelfstandigheid en naar het recht om op eigen gelegenheid aan het politieke en maatschappelijke spel deel te nemen. Men ondergaat de emancipatie niet: men realiseert ze zelf. In die zin werd het begrip ook geïntroduceerd in het discours over de dekolonisatie. Ook volkeren kunnen zich dus emanciperen.

In de meer links georiënteerde politieke of maatschappelijke strekkingen staat het begrip centraal. Ludo Abicht stelt ‘links’ vrijwel gelijk met ‘emancipatie’ [2] . Wie zich links noemt, verklaart daarmee zich voornamelijk voor de ontvoogding in zowat alle betekenissen te beijveren. Koen Dille, de columnschrijver van het Masereelfonds, stelt de centrale opdracht van dit Fonds voor als ‘totale bevrijding’. Totale emancipatie, dus.

Men kan nu bevroeden welk mensbeeld hierachter in vele gevallen schuil gaat. Het gaat om een wereld van allemaal zelfstandige mensen, individuen die ieder voor zich en op zichzelf handelen, volgens hun eigen logisch denken actief zijn en, naar men kennelijk hoopt, ook met gepast ethisch oordeel in de maatschappij optreden. Die maatschappij bestaat dan idealiter ook uit allemaal zelfstandige mensen, die in hun hoedanigheid als lid van het maatschap allemaal eender zijn. Hun onderlinge verbondenheid berust op door ieder persoonlijk individu vooraf bewust aanvaarde regels, die tevens de aanvaarde beperking van hun vrijheid omschrijven.

Franse revolutionairen aan het woord

Links is, net als rechts, een amalgaam en het is dus verkeerd te stellen dat àlle zichzelf links noemende intellectuelen daar identiek over denken. Toch kan men in dit verband iedereen tot ‘links’ rekenen, die het hoger beschreven mensbeeld aanhangt. Het gevolg daarvan is dat ook nogal wat zogeheten liberalen eigenlijk links in de wereld staan – al wordt liberalisme vaak met geldgewin geassocieerd en dat laatste op zijn beurt met rechts [3] .

Men hoort hier de Franse revolutionairen aan het woord. Dat lijkt vreemd, maar toch is dat zo.

De Franse revolutionairen hanteerden namelijk hetzelfde mensbeeld, waar ze echt niet voor niks voor hadden gekozen. Getraumatiseerd door totaal misgelopen sociaal-economische en politieke verhoudingen van het Ancien Régime , nog verergerd overigens door een algemene economische crisis in het midden van de achttiende eeuw [4] , stond hen een nieuwe mens in een nieuwe wereld voor ogen. Men ontmoet die slagzin in vele teksten uit die jaren. De nieuwe mensheid zou een totaal andere identiteit bezitten, want ze moest ten gronde worden veranderd opdat de grote euvels voortaan en voorgoed zouden kunnen worden vermeden. Uitsnijden tot op het bot! Omdat alles wat voorheen mensen een identiteit had verschaft verdacht of tenminste bedenkelijk was geworden, moest die nieuwe mens op die verdachte punten dan ook een ‘lege mens’ zijn. Niets van wat de nieuwe mens van anderen onderscheidt mocht nog relevant zijn, behalve natuurlijk de aspecten, die hij zelf vooraf heeft beslist. Dat betekent tegelijk dat de nieuwe mens geen macht boven zich aanvaardt, omdat zulke machten buiten hemzelf hem althans gedeeltelijk definiëren en daardoor de gelijkheid onderuit zouden (kunnen) halen [5] .

Er is een omvangrijke literatuur over het ontstaan van de Franse revolutie. De meeste van deze werken vermelden de schrijnende ongelijkheid binnen de Franse maatschappij als één van de drijvende krachten – zoniet: de grootste kracht – van de Franse Revolutie. Die literatuur onderschraagt de hier aangevoerde stelling. Achteraf hebben schrijvers de revolutie intellectueel gelegitimeerd en van haar kracht gebruik of misbruik gemaakt om hun eigen maatschappelijke dromen waar te maken. Zij hebben hun mensvisie gebouwd op de verdiensten van de intellectuele Verlichters die de Franse Revolutie voorafgingen en op de maatschappelijke ongelijkheid die ze voor hun ogen zagen.

De emancipatie zoals wij die vandaag dominant kennen bouwt duidelijk op deze mensvisie voort. Haar ideaalbeeld komt mooi overeen met wat de Franse revolutionairen voor ogen stond. Men moet niet denken dat dit overdreven is. Louis Tobback – niet bepaald een van Vlaanderens minste politici – verklaarde nog niet zolang geleden dat voor hem de revolutionaire leuze ‘Vrijheid, gelijkheid en broederlijk’ onverminderd blijft gelden. Ook het streven van Koen Dille, ‘totale bevrijding’, moet worden opgevat als bevrijding uit ook als nostalgisch en obscurantistisch opgevatte verbanden. Het waren dus, bijvoorbeeld, de linksen die de families openbraken. Zij kwamen op voor wat ze opvatten als de emancipatie van de vrouw, waarmee ze aanduidden dat, volgens hen, een vrouw die zich toelegt op het huishouden en de opvoeding van de kinderen, iets wezenlijk menselijks mist. Quod est demonstrandum !

Het is duidelijk dat dit streven niets vandoen heeft met de menselijke identiteit zelve, maar alles met de waardenschaal die men in de samenleving wenst te hanteren. Zo is het erg betwistbaar het huishoudelijk en/of opvoedend werk op te vatten als staande tegenover economisch engagement. Het is namelijk denkbaar dat dit laatste nu net gediend is door een gedegen huishoudelijke en opvoedende grondslag. Deze korte kritiek laat aanvoelen dat er met het dominante linkse mens- en wereldbeeld wat aan de hand is.

De ‘lege’ mens

Het kernprobleem is dat de mens, die nodig is om de hier bedoelde emancipatie tot stand te brengen, niet bestaat.

Dat er met de ‘linkse’ stelling iets mis is, leest men, om te beginnen, in het verhaal over de geschiedenis van de Joden van de Nederlanden van Ludo Abicht [6] . Het blijkt namelijk bij herhaling dat Joden er na lange tijd achterstelling in waren geslaagd om diep in het hart van onze burgerlijke maatschappij door te dringen, hoge ambten en invloedrijke posten te bekleden. Ze waren zo diep geïntegreerd, dat ze als Joden onherkenbaar waren geworden. Niettemin bleven ze toch de herinnering aan hun Joodse afkomst bewaren. Kennelijk volstaat het dus niet om mensen te zien als alléén maar burgers en ‘al de rest’ voor het gemak maar te vergeten. Het verschrikkelijke verhaal van de Shoah leert ons dat mensen hun verleden blijven meeslepen, zelfs als ze dat zelf al lang hebben afgelegd: zo werden compleet geassimileerde joden tijdens de Tweede Wereldoorlog meteen weer als Joden geklasseerd en dienvolgens ‘behandeld’. Het is een onrustwekkende constatering dat generaties assimilatie niet volstaan om latere stigmatisering te verhinderen. De enige conclusie die hieruit met reden kan getrokken worden, is dat de schepping van de Nieuwe Mens niet mogelijk is. En dàt betekent op zijn beurt, dat de menselijke identiteit, zoals die beleefd wordt, vol steekt met betekenissen, die vaak afkomstig zijn uit een oerverleden dat men sinds lang weggestorven waande. En vervolgens valt hieruit maar één conclusie te trekken: de lege mens is een fictie.

Mensen zijn kennelijk opgenomen in een onoverzienbaar web van relaties en betekenissen, van welker bestaan men zelf veelal niet eens bewust is. Verderop, bij de uiteenzetting over de zelfwording van de menselijke persoon, zal deze stelling nog duidelijker uit de verf komen. Bart Dewever, voorzitter van N-VA, spreekt in dit verband over het kostbare weefsel [7] . Iets dergelijks staat ook Roger Scruton voor ogen [8] . ‘Conservatisme’ is voor sommige linksdenkende mensen een scheldwoord, en ze bedoelen er vaak mee: ‘terugkeer naar de sociale, economische en maatschappelijke verhoudingen vòòr de Franse Revolutie’. Maar dat is het dus niet. Waar het om gaat is dat de mens altijd meer blijkt te zijn dan de mens die men in het openbare leven, dus als burger, is. Ook die in het openbare leven optredende mens blijkt behept te zijn met de eigenaardigheden van een geschiedenis, waardoor ieder burger ondanks alles toch een concreet, individueel mens blijft. Het gaat hier om een vreemde omkering: burgerschap is namelijk een predikaat van het begrip mens, niet omgekeerd. Eerst komt de mens – zoals hij existentieel is – en vervolgens kan daarin eventueel de burger passen.

Het hoofdprobleem met dit ‘linkse’ mensbeeld is dus dat het uitgaat van een ‘lege mens’, dit is: een mens die alleen maar burger is, alsof al die banden en betekenissen uit dat ‘kostbare weefsel’ niet van tel zouden zijn. Men houdt de onnatuurlijke omkering staande, tegen alle redelijkheid in. Op die manier krijgt men een soort abstracte mens, een type-mens, maar die bestààt natuurlijk niet. Als je met iemand aan de toog een glas bier gaat drinken, praat je niet met een abstracte mens, maar met iemand die nu net concreet is, niet omdat hij burger is, maar precies omdat hij drager is van al die betekenissen die de revolutionairen wilden buitensluiten – men zou nauwelijks met overdrijving moeten zeggen: precies omdat hij méér is dan een burger.

Een contradictie

Er zit meteen ook een contradictie in het westerse denken over burgerschap.

Aan de ene kant prediken we met z’n allen het emanciperende burgerschap, maar in de praktijk blijkt dat neer te komen op gelijkschakeling. En deze laatste is slechts mogelijk door een omgekeerd exclusivisme, dit is: het wegknippen van hoogst persoonlijke, belangrijke identiteitskenmerken uit de persoonlijkheid Die horen namelijk niet thuis in ons idee over het burgerschap. Als ik me wil manifesteren als burger, kan ik dat alleen door bijv. mijn joodszijn of mijn christenzijn op de achtergrond te plaatsen. Zo zeggen we dat godsdienst tot de privé-sfeer behoort. Maar die joodsheid maakt wel degelijk deel uit van mijn identiteit. Toch mag ik ze niet laten doorwegen, want dan sluit ik niet langer aan bij het geldende begrip van het burgerschap. Maar hier duikt nu de contractie op: dit exclusivisme is een aanfluiting van de emancipatie zelf, die men als burger op het oog heeft. Want betekent emancipatie nu net niet dat een mens zich kan doorzetten, ook tégen de maatschappelijk geldende normen in? Houdt de geldende betekenis van het begrip emancipatie niet in, dat een enkeling zijn eigen identiteit kan en mag beleven, ook al is zulks storend voor de omgeving? Dat is toch wat in de retoriek van de multiculturele maatschappij – het product van de emancipatie bij uitstek – centraal staat? Mensen worden geacht niet tenvolle geëmancipeerd te wezen, als ze niet in de mogelijkheid zijn om zichzelf als Moslim, Boeddhist en wat dan ook te manifesteren – ook in het openbare leven. Dat is namelijk hun recht als gelijke burger.

Er wringt hier dus iets. Aan de ene kant wordt ik geacht op te treden als burger, met gelijke rechten en plichten, gelovend in de heilige burgerlijke waarden. Dat burgerschap staat centraal en het overstemt elke andere identiteitsvorming, want anders is er van de burgerlijke maatschappij uiteraard geen sprake meer en dus ook niet van de moderne geëmancipeerde mens. Die moet dus alle oude obscurantismen achter zich laten. Maar aan de andere kant vereist die emancipatie nu net dat ik het recht heb om die zogeheten obscurantismen te koesteren – al dan niet door het dragen van een hoofddoek. Burgerlijke emancipatie vereist dus dat ik obscurantismen achteruit stel doch vraagt tegelijk dat ik het recht heb ze tenvolle te beleven?

De werkelijkheid in de halve wereld bewijst dat die voorrang van onze burgerlijke waarden verre van universeel aanvaard is en als puntje bij paaltje komt ook niet echt werkt. Het volstaat naar het verhaal van de Joden te verwijzen.. Het hele procédé kan dan ook alleen maar werken, als men zelf bereid is tot het volstrekt ondergeschikt maken van de hier bedoelde identiteitskenmerken, dit wil zeggen: als men bereid is het begrip emancipatie op de linkse manier te interpreteren en dus, bijgevolg, een stuk van de individuele emancipatie op te bergen, nl. dat stuk dat de volstrekte gelijkheid onder de burgers onderuit haalt. Aan de ene kant willen emanciperen en aan de andere kant ter wille van deze emancipatie zelve stukken willen verdonkermanen: dat is inderdaad een contradictie.

Het bestaan van deze contradictie doet vermoeden dat het begrip emancipatie, zoals dit in het algemene spraakgebruik vorm en inhoud heeft gekregen, een westers, ideologisch gekleurd begrip is. Met enige overdrijving zou men kunnen stellen dat het geldende emancipatiebegrip weliswaar aansluit bij de geldende opvattingen over het burgerschap, maar tekortschiet inzake de volwaardige erkenning van de mensenrechten.

De wereld is direct mee gegeven

Er is nog een tweede reden waarom het geldende emancipatiebegrip op de korrel moet worden genomen. Die reden is antropologisch van aard en loopt uit op gelijkaardige conclusies.

Laat ons even de moeite nemen ons in te leven in de leefwereld van het kleine kind, op de leeftijd van zo rond de twee jaar. Volgens Freud is het pasgeboren kind weinig meer dan een bundeltje driften. Een jonggeborene ervaart honger, dorst, genoegdoening en ongemak en soms zelfs pijn en reageert daarop als bundel reflexen. Deze observatie van Freud is hoogstwaarschijnlijk juist, vooral sinds we weten dat de neurologische ontwikkeling van het kind (de zogeheten myelinisatie) pas omstreeks het tweede levensjaar een ruimere belevingshorizon mogelijk maakt. Wat gebeurt er vervolgens, omstreeks het tweede levensjaar? Als we de theorieën van de Franse revolutionairen moeten geloven, ontdekt het kind zijn eigen individualiteit. Het begint zich daarbij steeds meer af te zetten tegenover zijn omgeving. Deze opvatting is algemeen, ook nog vandaag. Welnu: hier situeert zich de fout. Want het is niet zo dat het kind éérst zichzelf ontdekt en vervolgens, tot zijn eigen stomme verbazing, tot de ontdekking komt dat het niet alleen is op deze wereld. Het kind ervaart zichzelf en tegelijk ook de anderen.

De werkelijkheid is dat als een kind tot zelfbewustzijn komt, dat gebeurt met stukjes en beetjes, in steeds talrijkere flitsen en in steeds vaker voorkomende momenten van zelfbesef, hetgeen driejarigen ertoe brengt zichzelf te bevestigen door op alles ‘neen’ te zeggen. Ouders kennen dat allemaal. Maar die zelfbevestiging gebeurt niet vanuit een Ik dat er plots tevoorschijn komt, maar in een progressief toenemend proces waarin kind en wereld tegelijk aanwezig zijn. Die wereld, met daarin zichzelf, wordt door het kind steeds scherper gestructureerd. Met andere woorden: een kind komt maar tot zichzelf, omdat tegelijk ook de anderen gegeven zijn. Men kan zichzelf niet aflijnen, als er niets is waarvan men zich moet onderscheiden. Die anderen: dat is in een eerste fase alles, wat ‘weerstand’ biedt – het meest van al de relevante delen van die weerstand, namelijk de andere mensen. ‘Ik en wereld’ staan nooit los van elkaar, maar zijn intrinsiek met elkaar verbonden in een dialectisch proces, waarbij beiden componenten elkaar nodig hebben. Zonder de anderen komt een kind nooit tot zelfbewustzijn. Het verhaal van het wolvenkind, Ramoe, is revelerend: opgevoed door de wolven, is het er nooit in geslaagd zich in een menselijke leefwereld in te leven [9] .

‘Het kostbare weefsel’

Er bestaat geen reden om te geloven dat het er op latere leeftijd anders aan toe zou gaan. Naarmate de leeftijd vordert wordt de wereld die niet het ik is, steeds meer verinnerlijkt. Nota bene: deze visie is mooi in overeenstemming met de nieuwste inzichten van de moderne neurologie, zoals men die, bijvoorbeeld, beschreven vindt bij Wolters en Groenewegen [10] . Dat verinnerlijkte deel van de wereld – op den duur is dat zelfs het overgrote deel – : dàt is dat fameuze kostbare weefstel , waarover Bart Dewever het heeft. Het gaat om veel meer dan alleen maar een simpel weefsel. Niet alleen de draden, maar ook de knopen – de identiteiten -, de kleuren, de plooien en alles wat een weefsel maakt tot een concreet object: dat alles ligt opgeslagen in onze hersenen – het weefsel van onze hele persoonlijke geschiedenis, met alles wat we ooit hebben ontmoet, geleerd, ontdekt en ondervonden, ook al waren we dat laatste zelfs niet eens bewust, dat alles verwijzend naar een immens complexe betekenissenwereld buiten ons. Dit illustreert de stelling van hiervoor: een lege mens is onbestaanbaar. De mens wordt integendeel steeds ‘voller’, naarmate hij ouder wordt.

Ook dat volwassen Ik zélf is een knooppunt in een weefsel, maakt er deel van uit en is maar denkbaar mét en tegenover de achtergrond van dat weefsel. Maar diezelfde volwassene heeft de wereld wel nodig, om zichzelf te definiëren.

Het spreekt vanzelf dat deze zienswijze ons dwingt tot een uiterst kritische houding ten aanzien van de ‘individualistische’ theorieën over mens en wereld.

Een onmogelijke strijd

Zodoende komen we nu terecht bij een beoordeling van het begrip ‘emancipatie’ zoals een deel van de linkse wereld ons dat wil doen aanvaarden. Er is weinig toelichting nodig: dit begrip is op deze manier onhoudbaar. Het Ik van de bedoelde linkse wereld bestààt namelijk niet en is ook onbestaanbaar. Bovendien is het begrip wezenlijk contradictorisch. Het linkse ‘ik’ is niets anders dan een theoretisch extract uit de werkelijke wereld, die dergelijke extractie in de praktijk niet toestaat. Het linkse ideaalbeeld van de op zichzelfstaande individuele mens is een fictie, omdat mensen, ook de meest zelfbewuste, op zowat alle denkbare manier vastgestrikt zitten in een kluwen van relaties, en door hun geschiedenis worden gedefinieerd op een manier, die ze zelf niet eens kunnen reconstrueren. Een dergelijk door-en-door vastgestrikt individu is zelfs niet eens bij machte om zich onbeperkt te plaatsen als subject tegenover een objectieve wereld, want die laatste zit in hem en definieert hem. Het linkse ideaalbeeld vloekt met grondstructuur van het menselijk beleven, die de leegte nu net wil opvullen . Hoe kan een mens zichzelf afzetten tegenover de wereld rondom hem, tenzij door zichzelf specifieke, kenmerkende eigenschappen toe te schrijven? Dat zijn nu net de eigenschappen die in het mensbeeld van de linkse emancipatie worden weggeknipt!

Het is heel simpel: mensen hebben er niks aan erkend te worden als burger, als dat laatste betekent dat men niet als Vlaming wordt erkend, of als Jood of als vrouw. De vrijheid en zelfstandigheid die het hedendaagse emancipatiebegrip centraal stelt, is maar bereikbaar door afstand te nemen van het lege mensbeeld van de Franse Revolutie en door de mens toe te staan een concrete identiteit aan te nemen. Een dergelijk leeg burgerschap voldoet niet en een emancipatie die niets beters oplevert, loont de moeite niet. Door zo te denken, worden de verschillen onder mensen niet langer hinderlijk, doch zijn ze nu net noodzakelijk om mensen toe te laten zich te ontwikkelen [11] .

Deze strekking van links voert dan ook een onmogelijke strijd. Deze strijd is niet alleen onmogelijk: hij is overbodig, want er is een andere benadering mogelijk van het proces van het emanciperen. Het begrip hoeft dus niet verworpen, wel heromschreven.

Een historische benadering

De beste manier om greep te krijgen op een alternatieve visie, is de historische benadering. Die wordt hierna op een uiterst ruwe manier geschetst, zonder al te veel uitweidingen.

De kern ervan is de gedachte, dat de mensheid sinds zijn ontstaan begonnen is aan een emancipatiegang, die op de eerste plaats een collectieve vorm aanneemt en zich concreet uit in allerlei verschijnselen, waarvan sommige door ‘links’ emancipatie worden genoemd.

Een blik op de geschiedenis laat van bij de dageraad van de historische mensheid één grote beweging verschijnen: steeds meer mensen, steeds meer bewoning, een steeds grotere bevolkingsdichtheid. Enkele recente cijfers tonen de trend: in 1750 telde de mensheid zo’n 791 miljoen exemplaren, 100 jaar later waren er dat 1,26 miljard en nog eens 100 jaar later al 2.521 miljoen. In 2050 verwacht men dat de wereldbevolking 8,9 miljard mensen zal tellen. Men kan de trend vòòr 1750 eveneens schatten: rond het begin van onze jaartelling waren er ongeveer 300 miljoen mensen, in 50 VOJ waren er dat zo’n 100 miljoen; in 1000 VOJ ongeveer 50 miljoen, in 5000 voor Christus bedroeg het aantal mensen tussen de 5 en de 20 miljoen en bij het begin van het Holoceen, zo’n 10.000 jaar geleden, moet dat cijfer rond de 5 miljoen hebben gelegen [12] .

Als gevolg van de stijging van de bevolking kon de traditionele manier van voedselverwerving niet langer standhouden. Daardoor ontstond er sedentaire bewoning. Maar met de sedentaire bewoning en dus het ontstaan van dorpen en steden, nam ook de behoefte aan bestuurlijk vermogen toe. Immers: wie er alleen voor staat om voor zijn huishouden voor eten te zorgen, met kilometers in de omtrek geen andere mensen, hoeft geen omgangsvormen te ontwikkelen om op een vreedzame manier met anderen om te gaan. Maar als mensen in dorpen gaan wonen, rijst de behoefte aan een veel hogere graad van sociale en maatschappelijke ontwikkeling. Die hogere graad vereist meer kennis en meer technieken om te kunnen bestaan. De toeneming van de bevolking veroorzaakt dus een toeneming van meer abstracte, zeg maar: geestelijke activiteiten. Die zijn op hun beurt oorzaak van verdere geestelijke ontwikkeling, want meteen wordt ook de kennishonger om de kennis zelf opgewekt.

Hoe omvangrijker het aantal mensen, hoe complexer te wereld wordt en hoe meer behoefte aan structurering van die wereld. Die structurering is alleen denkbaar als ze ook in de geesten van de mensen plaatsvindt. Tegelijk met de maatschappelijke structurering, vindt dus ook een toeneming van de structurering in de individuele geestelijke wereld plaats. Simpel gezegd: mensen beginnen zich voor vele andere dingen te interesseren dan alleen maar eten, drinken, slapen en paren. De wereld van de menselijke beleving wordt groter, rijker, diverser.

Structureren betekent: alles een eigen plaats geven, ordenen, zodat de chaos verdwijnt. Die chaos moet nu net bestreden worden uit naam van de overlevingskansen. Welnu: de stelling is dat parallel met de structurering van de wereld een structurering binnenin de belevingswereld van de mens plaatsvindt, en deze structurering bestaat er mede uit dat de mens ook zichzelf mee opneemt in de ordeningen binnen in zijn geest. Daardoor scheidt de mens zichzelf als individu af van wat niet tot dat individu behoort. Bij kinderen gebeurt dat tussen de twee en de drie jaar. Maar collectief gesproken ziet men deze zelfbepaling optreden als de mens begint te spreken over het subject en het object, het ‘zelf’ en datgene wat voor zich uit geworpen ligt. De opvattingen van René Descartes zijn in dit opzicht een voorbeeld. Dat dus ‘het individualisme’ zou verschijnen, lag, achteraf bekeken, besloten in de lijn van de historische ontwikkelingsgang van de mensheid.

Doordat de mens zichzelf mee opneemt in de structurering van zijn geestelijke leefwereld en zichzelf afpaalt, definieert hij zichzelf. Met deze zelfdefinitie ontstaat ook de zelfbeleving, dit is: het zelfbewustzijn. Neurologen wijzen er op dat het zelfbewustzijn bij de Oude Grieken veel minder geprononceerd was dan vandaag [13] . Het doorkomen van de Moderniteit is derhalve een historisch proces, dat op zijn beurt de ontwikkeling van het menselijke zelfbewustzijn nog versterkt heeft.

Een andere betekenis

Wat we hier zien is een proces van toenemende complexiteit. Dat is een historisch fenomeen waarop door menigeen al werd gewezen. Die toenemende complexiteit is niets anders dan de maatschappelijke pendant van de toenemende complexiteit in de menselijke geestelijke wereld en omgekeerd. Men vindt die toenemende complexiteit zowat overal: in het steeds verder uitwaaierende domein van vakgebieden, in de bestuurskunde, in het bedrijfsbeheer, in de staatkunde. Men kan hier verwijzen naar het zogeheten systeemdenken. De grondstelling van deze tekst is dat precies deze toeneming van complexiteit in al zijn vormen een steeds scherpere definitie van de onderdelen van het hele systeem veroorzaakt en op zijn beurt nieuwe complexiteit veroorzaakt. Toenemende complexiteit vereist verder structureren. Eén van de wezenlijkste onderdelen van dat systeem is de menselijke zelfdefinitie, die daardoor het individu ‘losmaakt’ en als een aparte identiteit neerzet.

Welnu: deze historische ontwikkelingsgang van de mensheid naar steeds meer complexiteit en dus steeds meer individueel zelfbesef oftewel loskomen van de rest: daar vinden we het universele, menselijke emancipatorische proces. Het is een vergelijkbaar gebeuren als de Romeinse emancipatie: die betekende ook ‘loskomen’. Emanciperen is dus een proces met een algemeen karakter, zoiets zoals ‘groter worden’. Het is een universeel gebeuren, iets dat eigen is aan de ontplooiing van de mensheid zelf. De emancipatie van bijv. de werkende mens tegenover het kapitaal is slechts één aspect van deze algemene emancipatie, een concrete vorm waaronder de emancipatie zich voordoet. Deze sociale emancipatie kan begrepen worden als een verdere ontwikkeling van het proces van zelfdefiniëring. Werknemers komen immers onder de vleugels van de werkgeversmacht uit om vervolgens zelf, als gelijken, met die werkgevers over arbeidsvoorwaarden te gaan praten. Het betekent niets anders dan een scherper aflijnen van werkgevers t.a.v. werknemers. Men kan dus spreken over een toenemend zelfbesef. Idem dito met betrekking tot de individuele emancipatie, bijvoorbeeld als burger, of de emancipatie van de katholieken in Nederland, die vervolgens toegang kregen tot alle bestuursposten in een land dat traditioneel Calvinistisch was.

Deze (zelf)afbakening vindt ook temporeel plaats: men situeert zich steeds scherper in het komen en gaan van generaties en maatschappelijke toestanden die ermee zijn verbonden. Het lijkt dus alsof de individuele mens zichzelf emancipeert, terwijl het in werkelijkheid gaat om een met het ontwikkelingsproces gepaarde gaande verscherping van de definitie van de onderdelen, het individuele individu inbegrepen.

Ziehier dus ‘de’ emancipatie. Alle andere ‘emancipaties’ zijn slechts concrete manifestaties van dit universele proces. Hoe meer mensen deze zelfbepaling in al zijn vormen doorvoeren, hoe meer ook de behoefte tot deze zelfbepaling toeneemt. Wie ooit het zoete brood heeft geproefd, vergeet de heerlijke smaak nooit meer, en verlangt naar meer.

Op deze manier bekeken, wordt ‘emancipatie’ een veel ruimer begrip dan in sommige linkse middens. Het is niet langer mogelijk emancipatie als een louter individueel begrip op te vatten. De individuele emancipatie is namelijk een onderdeel van een veel ruimer proces, dat de vorming van het individuele zelfbepalende bewustzijn verre overschrijdt. Het heeft dus geen zin om die emancipatie van de individuele mens los te maken uit het geheel van de emancipatie. En evenmin heeft het zin om de emancipatie te beperken tot sommige aspecten van het menselijk actief-zijn. Emancipatorisch is derhalve ook (volks)nationalisme, de sociale strijd, de ontvoogding van de vroegere kolonies, het terugdringen van alle vormen van (religieus en ander) obscurantisme, het zoeken naar onbekende natuurwetten…Maar ook het willen vormgeven aan persoonlijke sacrale belevingen [14] . Want ook deze laatste zijn vormen van emancipatie. Het zijn allemaal vormen van zelfdefinitie, van ‘loskomen uit’. Het zijn uitingen van één en dezelfde historische en mundiale ontwikkeling. De emancipatie wordt dus steeds wijder, steeds dieper en… steeds inclusiever.

Want is het niet juist dat historische fasen de oude fasen vervangen. Zij sluiten de vorige fasen in en bouwen erop voort. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw was het bon ton te beweren dat de nationale staat aan het verdwijnen was. Er verschenen legio boeken met titels waarin deze gedachte op de een of andere manier voorkam [15] . Dit soort boeken verschijnt niet langer. Nationalisme is niet langer een uiting van ziekelijk obscurantisme. Kennelijk heeft men begrepen dat de nationale staat helemaal niet verdwijnt. Integendeel: hij wordt opgenomen in een nieuwe synthese, waarin de nationale staat wel degelijk een relevante rol speelt. De planetarisering waarvan we getuige zijn, vervangt de nationale staat dus niet, zij incorporeert hem en verschaft hem een gestructureerde plaats in het geheel van de betekenissenwereld van de mensheid. De emancipatie manifesteert zich concreet door de wijze waarop de herseninhouden van de modale aardbewoner van vandaag geprogrammeerd zijn. Zonder mensen was er geen sprake van emancipatie.

Een nieuw leidprincipe

De mens nadert nu het punt waarop de wijze waarop zijn levenswereld is gestructureerd een factor is die verdere structurering op zijn beurt mee gaat bepalen. Bovendien wordt de hele planeet in deze structurering opgenomen. De mens wordt dus mundiaal verantwoordelijk, zoals uit het alarmisme over de opwarming van de aarde duidelijk wordt.

Het is de stelling van deze bijdrage dat wat gewoonlijk emancipatie wordt genoemd in werkelijkheid een historisch onderliggend proces is, dat veel ruimer moet geïnterpreteerd worden dan de opvattingen van de Franse Revolutionairen. Emancipatie is geen individualistisch gebeuren, iets dat plaats vindt los van elke historische omkadering, alleen maar vanwege het menselijke recht op (een welbepaalde visie op) emancipatie – per definitie nu net niet. Sedert de Verlichting is die emancipatie steeds meer een bewust gewilde opstelling geworden, maar kreeg die een helaas misvormd karakter, als gevolg onder meer van historische trauma’s. Het ware beter geweest als de verdere geestelijke ontwikkeling van de mensheid de weg had vervolgd, die de Eerste Verlichting, deze van de Encyclopedisten bijvoorbeeld, was opgegaan. De Franse Revolutie oftewel de Tweede Verlichting is immers veel te veel de opstand van de radelozen geweest, wanhopigen wier ogen ( terecht) werden uitgestoken door de verspillende praal van kerkelijke en wereldlijke hoven, terwijl er midden van de achttiende eeuw een diepe economische malaise heerste, die honderdduizenden werkloos maakte [16] . Trauma’s leveren op hun beurt trauma’s op [17] – als men niet heel goed oplet – en zodoende lijkt de emancipatieweg die de mensheid gaat veeleer op het spel van een pingpongballetje dat binnen eenzelfde kamer van muur tot muur wordt gekaatst. Het is zoiets als een processie van Echternach: er is vooruitgang, maar ook veel achteruitgang. Drie passen vooruit en twee achteruit. Als deze laatste er al komen.

Men moet geen genie zijn om in te zien dat een nieuw leidprincipe nodig is. Als het waar is dat ook in de toekomst een verdere emancipatie oftewel structurering mag verwacht worden en dat deze de vorm aanneemt, die mede door al dan niet bewust menselijk ingrijpen tot stand komt, dan moeten er principes worden geformuleerd die dat ingrijpen richting geven. Men moet daarbij de individualisering niet op de korrel nemen, want die zit ingebakken in de brede emancipatiebeweging. Ze vormt er het hart van, want individualisering wijst direct naar afpaling en definiëring. Met individualisering op zich is er niets mis. Uiteraard klopt er iets niet als die individualisering gepaard gaat met egoïsme, exclusivisme en uitsluiting van alles wat ‘hoger’ is. Doch ten strijde trekken tegen wat in de gang van de geschiedenis ligt, lijkt een weinig roemruchte onderneming.

Neen: er is iets anders nodig: mensen die individualistischer – of zelfbewuster – worden, vragen meer erkenning oftewel respect. Het leidinggevend principe van de toekomst moet dus gezocht worden in een benadering die berust op erkenning en respect.

Verouderde maatschappijen

Het probleem van de hedendaagse maatschappijen is dat zij deze erkenning of dat respect niet naar wens kunnen bieden. Ze functioneren nog veel te veel volgens de oude principes. Men kan dit heel goed zien in het Europese proces, waarbij een kleine groep technocraten over de hoofden van miljoenen mensen heen en in hun plaats meent beslissingen te kunnen nemen die het leven van toekomstige generaties sterk beïnvloeden. Dit is het soort politiek dat nodig moet worden verworpen. Wij noemen ze met de oude terminologie ‘ondemocratisch’, maar correcter is te stellen dat ze ingaat tegen de emancipatie. Niet het ontstaan van Europese en andere samenwerkingsverbanden zit velen dwars, wel het daarmee gepaard gaande gelijkschakelen van wat zich volgens de bovenbeschreven onderliggende emancipatie wil definiëren.

Een gelijkaardige gedachtegang kan men ontwikkelen over het onderwijs, waar de Bildungsgedachte – die noodzakelijke basis om evenwichtig doorheen de jaren te kunnen varen – vaak heel ver weg is. Nochtans vereist de algemene emancipatie ook dat individuen hun verantwoordelijkheid opnemen, hetgeen slechts mogelijk is als ze daartoe ten gronde werden voorbereid. Het beleid van onze dagen loopt dus sterk achter en in dit opzicht moet men bepaalde progressieve publicisten gelijk geven. Doch het is even achterhaald de emancipatie op te willen vatten als de verschijning of de ontwikkeling van een ontwortelde, rationele mens, want die bestaat gewoon niet, is onbestaanbaar en volstrekt onwenselijk.

Door deze kloof tussen feitelijk beleid en door de emancipatie opgedrongen en gevraagde structurering, ontstaan onbehagen en zelfs maatschappelijke spanning. Die uiten zich dan in zogeheten ‘extreem-rechts’ (stem)gedrag, dat men dan denkt te moeten bestrijden door deze uiting hetzij te onderdrukken of te bestraffen, hetzij te negeren. Maar dit onbehagen is nu precies het gevolg van de emancipatie die links beweert na te streven! Hierdoor bewijst links ( dit links) dat het haar om hààr opvattingen te doen is, en niet om de emancipatie als zodanig.

Het is juist dat er vaak retrograde bewegingen opduiken, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Wel lijkt het er sterk op dat we collectief onze oriëntatie kwijt zijn, omdat de leidraden die ons van oudsher de richting hebben gewezen, niet langer voldoen. Nieuwe leidraden hebben we nog niet genoeg ontwikkeld, mede omdat we ons blijven vastbijten in de strijd met onze oude trauma’s.

Velen van ons zweven dus in het oeverloze, in het ongewisse. Ze moeten zich handhaven, want ze beërven zoals iedereen de emancipatie. Maar er is geen leidraad voorhanden om dat te doen. Dus staan ze er alleen voor, want de intellectuele voorhoede is druk doende met andere dingen. De mensen willen hun eigenheid beklemtonen en ze moeten dat ook, want dat is de enige methode om zich te handhaven. Er rest de meesten geen andere weg dan het zich opsluiten in het eigen coconnetje, op de vlucht aan de ene kant voor wat vanuit de maatschappij op hen afkomt, radeloos aan de andere kant, omdat hen nergens enig richtsnoer wordt aangereikt. Omdat ze stuurloos zijn en niet bij machte om op eigen krachten de wereld en zichzelf te structureren, duiken ze kopje onder in de productie-consumptiecultuur, die hen gretig ontvangt, want de honger naar nieuwe krachten en consumenten is onstilbaar. Voldoening geeft dit onderduiken niet echt, maar het is hondsmoeilijk om alleen de strijd aan te binden. Bijgevolg bezwijkt men en wijkt men terug, waarbij de hoger geschoolden nog het knapst zijn in het verzinnen van middelen om zichzelf redenen voor te spiegelen om de discussie met zichzelf niet te hoeven aangaan.

En toch: het wordt steeds lastiger om het gezicht af te wenden. Dus wordt de noodzaak om een nieuw leidprincipe steeds groter, zoniet valt de emancipatie stil of slaat ze een richting in, die van de mensheid biologische robotten maakt.

Besluit: een eerste stap

De eerste stap die moet gezet worden is de erkenning van alles wat is, het respect voor de intrinsieke betekenis van mensen en dingen. Zonder die stap is het evenwichtig verderzetten van de structurering oftewel emancipatie niet mogelijk. Men voelt deze behoefte aan een nieuw leidprincipe doorheen de programma’s van politieke partijen, die het ten overvloede hebben over de burger. Maar nog te veel zijn die programma’s samenraapsels, allegaartjes van vaak goede ideeën ,die echter de ware grond van het probleem niet raken. Pleiten voor een ecologisch burgerschap, zoals bijvoorbeeld sommige ecologisten doen [18] , heeft geen zin, als niet eerst de voorwaarden voor dat nieuwe burgerschap worden voldaan. En die voorwaarde zit vooreerst, vòòr alles, in het rechttrekken van de mismeestering die onze geesten hebben ondergaan sinds de Tweede Verlichting. Een correct begrip van wat emancipatie is moet gevolgd worden door een politiek van erkenning. Of door een esthetische manier van denken.

[1] Mallinckrodt. Latijn-Nederlands woordenboek, Aula,1959.

[2] Ludo Abicht. De Verlichting vandaag. Houtekiet, blz. 75.

[3] Alles wel beschouwd is men geneigd te denken aan de opvattingen van J.S. Mill in diens essay over de vrijheid.

[4] Zie daarover o.m. Simon Schama. Patriotten en bevrijders. Agon, 1989.

[5] Jaak Peeters. De worsteling met de Moderniteit. Pelckmans, 2009.

[6] Ludo Abicht. Geschiedenis van de Joden van de Lage landen. Meulenhoff, 2006.

[7] Bart Dewever. Het kostbare weefsel. Pelckmans, 2009.

[8] Roger Scrut on. Moderne cultuur. Agora, 2003.

[9] De authenticiteit van dit verhaal werd betwist. Niettemin illustreert het verhaal wat hier wordt gesteld.

[10] Wolters en Groenewegen. Neurologie. Bohn Stafleu Van Loghum, 2004.

[11] Noteer dat, mutatis mutandis, deze idee op de relaties onder naties van toepassing kan gemaakt worden. Wat meer is: uit deze gedachtengang volgt dat persoonlijke vrijheid verbonden is met de vrijheid van de gemeenschap. Het één vereist het andere.

[12] Demos, jaargang 15, 1999.

[13] Peter Hagoort, Het zwarte gat tussen brein en bewustzijn. In Janssen en van Vugt, Brein en bewustzijn, Damon, blz. 23.

[14] In deze visie is religie geen relict uit het verleden; veeleer het omgekeerde is waar, maar met een veel hoger niveau van sofisticatie.

[15] Enkele voorbeelden : De nationale staat onhoudbaar maar onmisbaar ? ( Clingendael, 1996); Hans Righart, Het einde van Nederland?, Kosmos, 1992; Koen Koch en Paul Scheffer, het nut van Nederland, Bert Bakker,1996.

[16] Jaak Peeters. De worsteling met de moderniteit. Pelckmans, 2009.

[17] Jaak Peeters. De gekwetste mens. Damon, 2006.

[18] Jos Geysels en Jan Mertens. Ecologisme. Vrijheid van de grenzen. In Luk Sanders en Carl Devos. Politieke ideologieën. Standaard Uitgeverij, 2008.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *