“De democratische logica van het nationalisme”

 

Onder deze voor sommigen ongetwijfeld uitdagende titel schreef de Amerikaanse hoogleraar uit Wisconsin, David Rowley, een artikel in het januarinummer van het prestigieuze blad Nations and Nationalism, dat wordt uitgegeven door wat wellicht het wereldcentrum van de studie van nationalisme en etniciteit is: de London School of Economics.

De auteur behandelt daarin de opvattingen van de te onzent  volkomen onbekende Italiaanse nationalist Giuseppe Mazzini (1805 – 1872). Samen met Cavour en Garibaldi was hij één van de hoofdfiguren van de Italiaanse Risorgimento, zeg maar: de Italiaanse nationale renaissance, die de talrijke kleine staatjes op het Italiaanse territorium tot één nationale staat verenigde.

Rowley beschrijft Mazzini als een “modernist” – of tenminste: “in hoofdzaak” als een modernist.

De modernistische strekking in de theorievorming over het nationalisme zegt in wezen dat nationalisme een recent verschijnsel is. Het treedt op in de periode dat de oude naties zich transformeerden tot de huidige gemoderniseerde naties, zeg maar: vanaf de 18 e eeuw. Voordien bestond er volgens deze opvatting geen nationalisme. Vele nationalisten zijn het hiermee totaal oneens. Bekende vertegenwoordigers van deze opvatting zijn onder anderen: Gellner, Hobshawn, Anderson en Breuilly. Hun punt is dat het nationalisme  zoals we dat vandaag kennen maar kon ontstaan omdat daartoe eerst de noodzakelijke sociale, politieke en technische voorwaarden moesten worden vervuld. Van deze technische voorwaarden is algemene scholing een voorbeeld. Een voorbeeld van de sociale condities die tot het ontstaan van een nationale beweging kunnen leiden is de sociale ongelijkheid. Voorbeeld van deze strekking is Gramsci, die in de overleden Antoon Roossens een overtuigd aanhanger vond.

Volgens sommige auteurs hoort Mazzini eveneens in dit rijtje thuis.

Mazzini was van oordeel dat een natie een menselijke constructie is, en niet iets dat overgeërfd wordt van illo tempore. Mazzini was van mening dat de Italiaanse staat moest ontstaan om de macht in Italië onder controle van het volk te brengen. Mazzini was zodoende dus ook een sociaal ijveraar, die zich verzette tegen een wereld waarin mensen en volkeren door hoge heren over hun hoofden heen bestuurd werden. Er moest dus een Italiaanse staat komen, een heuse republiek die alle Italiaanssprekenden in één staat zou verenigen, en dit met verwijzing naar de oude Italiaanse geschiedenis en de culturele vormen van de bevolking.

Echter: die staat moest er niet komen omdat die staat op zichzelf een doel was. Mazzini was van voordeel dat die staat van, door en voor het volk – zoals hij dat in lezingen altijd zei – nodig was voor het bereiken van verder gelegen doeleinden: democratie, rechtvaardigheid en internationale vrede.

“Wat kun je als enkeling uitrichten voor de morele verheffing van de menselijke soort en de vooruitgang van de menselijkheid? Als enkeling loop je verloren tussen andere talen, rassen, gewoonten, vermogens en politieke krachten. Je hebt een georganiseerde staat nodig, om voor je eigen volk en voor de mensheid in haar geheel iets waardevols te realiseren.” Daarom zei hij op een ander ogenblik: “ de tijd van het individualisme is voorbij. Het is nu zaak de tijd van de samenwerking een aanvang te laten nemen.  De doctrine van de liberale vrijheid is onmachtig om de problemen van onze planeet op te lossen. Voor liberalen is er, brutaal gezegd, geen gemeenschap, alleen een losse verzameling individuen die de minimaalste inzet van de staat vragen met uiteindelijk als enige bedoeling het eigen voordeel zoveel mogelijk te bevorderen.”

Sommige ideologen doen het ook vandaag nog voorkomen als zou het liberalisme een progressieve leer zijn die de vrijheidsdoelstellingen van de Franse Revolutie wil waarmaken. Karel De Gucht is zo iemand. Maar Mazzini had al in de negentiende eeuw in de gaten hoe de liberale vork echt aan de steel zit.

Hij wist dat vrijheid niet betekent: vrij spel hebben. Vrijheid vereist integendeel het actieve deelgenootschap aan een goed georganiseerde nationale staat, want die is nu juist nodig om de democratie tenvolle in de praktijk te brengen. “Een staat van, door en voor het volk”. Mazzini was een fervent voorstander van algemeen stemrecht, een sterk parlement en een bevolking die via staatsburgerlijke opvoeding tot goede patriotten wordt opgeleid. En is dat laatste niet…nationalisme?

Omdat Mazzini een beroep deed op de historische grootheid van Italië ( het Romeinse rijk), de gemeenschappelijkheid van gewoonten voor alle Italianen en hun gezamenlijk gehanteerde Italiaanse taal ( waarmee hij in de voetsporen van Dante trad), was hij in de strikte zin geen modernist, maar was zijn leer een synthese van civiel-nationale en etnisch-nationale opvattingen.

Deze (te) korte samenvatting van Rowleys artikel brengt ons meteen tot enkele duidelijke, maar niet altijd onderschreven inzichten.

Ten eerste: er is geen tegenspraak tussen een etnisch en een civiel nationalisme. Het laatste is veeleer een gemoderniseerde vorm van etnisch nationalisme. Zelfs de meest civiele democratieën zoals Frankrijk – het prototype van de civiel-nationale staat – zijn gebouwd op etnische grondslagen ( het uitgewaaierde dialect van Ile de France als draagster van het nationale genie, het beroep op Vercingetorix, de afstammingsmythes van de Franken enz.)

Ten tweede: nationalisme en democratie gaan perfect samen. Mazzini had gelijk: je kunt een democratie niet realiseren, tenzij in een georganiseerde staat. Zonder zo’n staat geldt alleen het recht van de sterkste. Zodoende ligt nationalisme inderdaad in de lijn van de democratische logica.

Ten derde, en mede als gevolg van het voorgaande: de nog steeds geldende opvatting van het liberalisme als zou de staat zoveel mogelijk moeten worden teruggedrongen moet op de schop. Mazzini was duidelijk: “waarom profiteren zo weinigen van de alom geprezen vrijheid?”

Ten vierde: niemand kan er omheen: Mazzini was een democraat, een sociaal bewogen ijveraar, maar hij was ook een nationalist – tenzij men het ijveren voor het ontstaan van de Nationale Italiaanse staat niet langer als “nationalisme” wenst te kwalificeren, maar dan zijn we, denk ik maar, zowat uitgepraat.

Nationalisme is niet louter doel op zich. Voor Mazzini was nationalisme een middel om de democratische staat te verwezenlijken. Nationalisme is dus geen verwerpelijke leer, al kan het, zoals elke ideologie, misbruikt worden.

 

Dezer dagen verscheen een geschrift van een zeker Ilco Maly.  Die zegt woordelijk: “ De effecten van dat ideologisch nationalisme (van N-VA, jp) blijven daarbij niet beperkt, ze hebben ook grote consequenties voor de rechten van de mensen en de twee kernwaarden van de verlichting: gelijkheid en vrijheid.(…) De natie primeert, de mens is ondergeschikt.”

Laten we die beschuldiging pareren met volgende gedachtengang: Mazzini, democraat, sociaal strijder en nationalist streefde naar de zelfstandige Italiaanse staat om een democratisch bestuur mogelijk te maken. N-VA streeft naar de zelfstandige Vlaamse staat om een goed bestuur mogelijk te maken – waartoe behoort: een democratische ordening waarin de wensen van de modale Vlamingen doorwegen en niet langer gecounterd worden door de wensen van een àndere democratie.

Zijn de paralellen niet echt opvallend?

 

Jaak Peeters

Nov. 2012

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *