Matthias De Clercq en de ultieme wreedheid

In DS van 10 oktober 2011 haalt Matthias De Clercq  uit naar het nationalisme en naar Bart Dewever zelf.

Dewever is mans genoeg om kritiek te pareren. De diarree aan filosofische namen lijkt vooral bedoeld om indruk te maken op onbetekenende redacteurs van een krant die ooit het AVV- VVK voerde. Schrijvers citeren is echter niet zo makkelijk als De Clercq schijnt te denken.

Overigens schijnt De Clercq selectief blind of doof, want er zullen niet zoveel nationalisten zijn die mensen willen opsluiten in alleen de Vlaamse identiteit. Het overgrote deel van de Vlaamse nationalisten hecht groot belang aan gezin, werk, de buurt, de gemeente, de gemeenschap van Nederlandstaligen en zelfs Europa.  Dat zijn allemaal identiteitsbepalende factoren. Met die identitaire eenzijdigheid in het Vlaamse nationalisme valt het dus allemaal nogal mee.

Interessanter is zijn stelling dat het liberalisme gebouwd is op het individualisme, dat hij nota bene gelijk schijnt te stellen met ‘zelfbeschikking’, een gelijkstelling die hij toch wel even heel grondig zal moeten argumenteren. Maar het primair stellen van het individu boven alles is tenminste een eerlijke bekentenis.

Het lijkt er sterk op dat De Clercq het onhoudbare van zijn boude stelling heeft aangevoeld, want meteen stelt hij dat individualisme niet op gespannen voet staat met solidariteit.

Nou: dat is toch een groot probleem. Want de praktijk van het individualisme leert ons totaal andere dingen, al zal niemand ontkennen dat men op rationele gronden solidariteit kan betonen. Houdt het individualisme niet enig verband met te talloze uiteengerukte gezinnen, de hangjongeren, de ontwortelde allochtonen in de achterstandswijken en dienvolgens met onveiligheidsgevoelens? Individualisme en sociale ontwrichting?

Individualisme is een isolerende beweging. De particuliere mens wordt afgescheiden van zijn omgeving en als een eenheid die op zichzelf staat beschouwd. Met permissie gezegd: geen enkele psycholoog zal in dit verhaal meegaan, want dat is niet de werkelijkheid van het menselijk leven. Ook Matthias De Clercq is een particulier persoon met een eigen, onherhaalbare geschiedenis. Hij liep school, kreeg straf van de meester, wist niet zo goed welke studierichting te kiezen maar ging uiteindelijk studeren. Aan de universiteit leerde hij zijn latere vrouw kennen. Matthias De Clercq – laten we het verzonnen verhaal verder zetten – stamt uit een welstellende familie. Hij kocht een huis, dat hij renoveerde. Hij begon een advocatenpraktijk, maar hij had ook ondernemer kunnen worden. Ondernemers voeren concurrentie, dat spreekt. Als bedrijfsleider tracht Matthias De Clercq dus zoveel mogelijk winst te maken, en daartoe saneert hij elke werknemer weg die hij denkt te kunnen missen. Als hij succes heeft – wat in zijn persoonlijk belang is, vanwege de bonus -, zal hij een concurrerende ondermening opkopen en die ‘saneren’, dat wil zeggen: alle volgens hem overbodige werknemers ontslaan. Zodoende creëert hij een sociaal bloedbad, maar dat moet in naam van de efficiëntie en bovendien is het zijn recht zo te handelen als liberalistisch denkend individualist.

Ziedaar de praktijk van het liberalisme dat De Clercq opvoert: mensen worden opgevat als ‘kosten’. Is dat geen wrede houding?

Toch is dat de feitelijke praktijk als men het geïsoleerde abstracte individu als uitgangspunt van zijn maatschappelijk handelen neemt.

Kijk: zo groeit nu sociale spanning. Daar kunnen zware sociale moeilijkheden van komen, stakingen en zelfs burgeroorlogen.

Wie zei daar dat het liberalisme alleenzaligmakend is en nationalisme tot spanningen en zelfs tot oorlog kan leiden?

Natuurlijk zal De Clercq zeggen dat de individuele mens zoiets niet hoort te doen. Hij haalt er zelfs de oude Kant bij. Helaas voor de heer De Clercq oogt de praktijk, nogmaals, niettemin helemaal anders. Het is aan hem om dat uit te leggen.

De waarheid is dat de liberalistische theorie op onhoudbare en zelfs wrede illusies berust.  Deze theorie gelooft, zoals De Clercq zelf zegt, in de absolute voorrang boven alles van het menselijke individu, lid van de universele Mensheid en dus drager van even universele rechten en ultiem zingevend centrum van de kosmos. Alles wat niet universeel is, is van ondergeschikt belang of zelfs verdacht, aangezien het de kosmopolitische zienswijze kan verduisteren of verstoren. Van de ontelbare, onzichtbare draden die het kostbare weefsel van een samenleving vormen: geen sprake.

Laten we even grijpen naar de visie van Alain Finkielkraut, wiens opvattingen door Ger Groot goed worden samengevat onder de titel “De val van het universele”, in de inleiding die Groot schreef op de Thomas Morelezing van Finkielkraut in Amsterdam.

Finkielkraut, zelf Jood, beschrijft de mens als een historisch, cultureel en geografisch gesitueerd wezen. Hoewel Finkielkraut terecht het individu niet in een gemeenschap laat opgaan, maar hem de kans en de kracht toeschrijft uit die gemeenschap uit te treden, is zijn standpunt dat de blindheid van velen voor de concreetheid van het particuliere individu, de weigering om deze mens waar te nemen doch zich uitsluitend voor “de” mens in te zetten de ultieme wreedheid is.

Finkielkraut heeft gelijk.

Was het Hitlerisme – als Jood voor Finkielkraut van meer dan gewone betekenis – niet de ultieme vorm van modernisme, waarbij het Ras tot abstract ultimum werd verheven, waarvoor men niet moest aarzelen een hoeveelheid individuen op te offeren?

Wat is naar de aard zelf het onderscheid tussen dat abstracte Ras van Hitler en de al even abstracte mensheid van Matthias De Clercq? In de beide gevallen gaat het om abstracties, die de uniciteit van de concrete, particuliere mens verpletteren.

Overdreven? Geniet dan mee van dit citaat van Ernest Renan:  “De ware adeldom houdt niet in dat men een eigen naam heeft, een eigen geest, maar dat men behoort tot het edele ras van Gods kinderen, dat men een soldaat is die opgaat in het immense leger dat optrekt om het volmaakte te veroveren.” De plicht uitleg te verschaffen ligt wel degelijk in het kamp van de heer De Clercq.

Het is waar dat nationalistische mobilisatie ontembare krachten kan oproepen. Dat geldt overigens voor elke vorm van mobilisatie. Maar wie deze dagen de beelden van de Spaanse jongeren – de helft ervan heeft geen werk – en de kanslozen in de VS ziet, kan zich rekenschap geven van de feitelijke resultaten van een denken, dat ook aan de grondslag van De Clercq’s liberalisme ligt.

Iemand schreef eens dat de meeste oorlogen ondenkbaar zijn zonder sociale misstanden. Hoe zou de hele marxistische beweging zelfs maar denkbaar zijn geweest, zonder de uitwassen van het liberalisme?

Matthias De Clercq mag dus wel even een toontje lager zingen. De leringen die hij verkondigt blijken misschien nog meer tot haat en conflicten aanleiding te geven dan het voor hem vermaledijde Vlaamse nationalisme. Vlaamse, want met het Belgische heeft hij kennelijk geen moeite.

Hij zou er beter aan doen zijn utopisch-abstracte uitgangspunten grondig te herdenken. Het eerste wat hem te doen staat, is respect te leren voor de concrete uniekheid en dito gesitueerdheid van elk mens. En voor wat zijn tegenspeler Dewever het kostbare weefsel heeft genoemd. Misschien begrijpt Matthias De Clercq dan wel Alain Finkielkraut als die het over de ultieme wreedheid heeft.

 

Jaak Peeters

Oktober 2011

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *