Een smalle grens

Met groot spektakel, een betere zaak waardig,  viel een heuse force de frappe eind juni 2010 de kantoren van het aartsbisschoppelijk paleis in Mechelen binnen en beroofde zij de daar in vergadering verzamelde kerkvorsten een hele dag van hun vrijheid. Zelfs de kardinaal werd gedwongen de deur van zijn woning te openen. In de kathedraal werden graven opengebroken. Computers werden in beslag genomen en karrevrachten dossiers opgeladen, inclusief de dossiers die in behandeling waren door de commissie onder leiding van Peter Adriaenssens.

 

 

 

De hele operatie, waarbij zo’n 30 manschappen betrokken waren, vond onverhoeds plaats, zoals een overval door gangsters onverwachts plaats vindt, zonder waarschuwing, zonder verzoek vooraf. Brutaal, niet gehinderd door enige vorm van het respect dat men verwacht voor het instituut dat het aartsbisschoppelijk paleis in eerste instantie is, en de crypten in een kathedraal in ieder geval. Zelfs de doden bleken verdacht.

Men krijgt de indruk dat het gerecht wel héél bijzondere redenen moet gehad hebben om hiermee tegelijk een diplomatiek incident te riskeren. Het Vaticaan heeft dan ook afwijzend gereageerd.

De eerste vraag hierbij gaat over de houding van de minister van justitie. Die blijkt zich bijzonder zwak te hebben opgesteld. Wist hij niets van de actie van zijn personeel? Dat is mogelijk, maar dan is het zijn taak om de zaak achteraf grondig uit te spitten. Niet om sussend op te treden. Want het gerecht moge dan zijn werk doen volgens de interpretaties die het daar zelf over op na houdt, over de politieke, maatschappelijke en diplomatieke consequenties beslist de minister. Anders hoeft die er niet te zijn.

Dat is niet de hoofdzaak.

In krantenfora werd bijval genoteerd voor de gerechtelijke actie. Eindelijk een gerecht dat optreedt! Eindelijk het kwaad bij de wortel uitgeroeid!

Maar de kwaal van het kindermisbruik is toch al lang bij het gerecht gekend? Ikzelf herinner me dat ik ooit een dossier bekend maakte en er zelfs een kopie van naar het Vaticaan stuurde. Dat is inmiddels zo’n  vijfentwintig jaar geleden. In al die tijd heb ik niets van het Belgische gerecht gehoord. Nochtans was het dossier heel duidelijk.

Er rijzen vermoedens dat de motieven van het gerecht al te veel oneigenlijk zijn. Voelde het gerecht zich verplicht op te treden na al die krantenartikels over kindermisbruik van de laatste tijd? Een gerecht dat bij herhaling onder vuur komt te liggen, bijvoorbeeld omdat een rechter een man die in dronken toestand drie mensen dood rijdt zo goed als vrij spreekt. Of is het uit schaamte, vanwege de vele ontsnappingen van boeven uit gevangenissen? Of gewoon maar om te tonen dat men niet met zich laat spotten en dat derhalve de kritiek op het gerecht helemaal niet terecht is? Of nog: om de ernst van de misdaad in dit land in het licht te stellen en de politiek langs die weg te dwingen in deze tijd van besparingen met meer geld over de brug te komen?

Het gerecht had geen spectaculaire, commando-achtige actie nodig om de informatie te verkrijgen, die het nodig achtte. Adriaenssens had vooraf het gerecht alle medewerking toegezegd. Dus had men de goedmenende psychiater wat beleefder kunnen benaderen en hem, bijvoorbeeld, om medewerking kunnen verzoeken.

Op de manier waarop de dingen zijn gelopen had het verderzetten van zijn opdracht inderdaad geen enkele zin meer. Het gerecht heeft de spot gedreven met het werk van een deskundige, aan wiens rechtschapenheid niemand hoefde te twijfelen. Dan hoeft het inderdaad niet langer.

Dààr zit naar mijn mening de pointe van het verhaal. Die pointe schept diepe ongerustheid bij lieden, voor wie zoiets als de democratie van voldoende belang is, om het voortbestaan ervan te verdedigen.

Het optreden van het gerecht in Mechelen was niet alleen nodeloos spectaculair. Het was onbeschoft en veegde elke andere, ruimere benadering van het pedofilieprobleem brutaal van de kaart. Het gerecht heeft zich achter zijn strafrechtelijke opdracht verscholen om zich maatschappelijke rechten toe te eigenen, die het niet toekomen. Want de aanpak van het pedofilieprobleem is veel en véél meer dan alleen maar een strafrechtelijke kwestie. Het gaat hier in de volle zin des woords om een maatschappelijk probleem. Een probleem dat overigens echt niet van deze tijd is alleen – schrijver dezes kan dit uit eigen kennis bevestigen. Het probleem is zelfs eeuwenoud. Het is zo oud als mishandeling van zwakken, van vrouwen of, inderdaad, van kinderen voorkomt. Het is dus een probleem van goed samenleven van mensen van verschillende categorie onder elkaar.

Het is volkomen misplaatst dat het gerecht als een blinde bulldozer over dit hele probleem heen rolt en zogenaamd in naam van de bestraffing van mogelijke misdaden de hele maatschappij met alle geledingen daarin, inclusief burgerlijke onderzoekscommissies zoals die van Peter Adriaenssens, op één hoop veegt, om daar dan vervolgens triomfantelijk zijn eigen vlag op te planten.

Als het gerecht in dit land de nodige adelbrieven zou kunnen voorleggen en als de burgerlijke samenleving het bewijs zou leveren dat ze volkomen onmachtig is om haar problemen aan te pakken – in beide gevallen: quod non – dan zou men een disproportionele actie van datzelfde gerecht nog kunnen begrijpen, zij het niet: goedkeuren.

Want het gerecht moet gericht zijn op de bestraffing van de misdaad. Het gerecht heeft niets vandoen met de werking van de burgerlijke maatschappij als zodanig.

Het gerecht staat niet boven die burgerlijke maatschappij. Het is er een onderdeel van.

De feiten van deze week tonen aan dat de grens tussen de bestraffing van de misdaad en het belagen van de burgerlijke maatschappij schrikwekkend smal is.

 

 

Jaak Peeters

Juni 2010

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *