“De slecht onderbouwde en kaduke standpunten van N-VA”, dixit Philippe Van den Abeele in zijn blog van maart 2012.
Vooreerst: een politieke partij is een machtsmachine. Een organisatie in de handen van een of andere maatschappelijke strekking om de idealen van die strekking zoveel mogelijk tot werkelijkheid te maken. Dan is het verstandig, zoals Van den Abeele schrijft, om die idealen helder en duidelijk te formuleren. Dat is niet alleen nodig voor de eigen, trouwe aanhang. Het is vooral nodig om twijfelaars en mogelijks mensen die thans nog verder afstaan naar de schaapstal te halen.
Neem nu de kandidatenlijsten van N-VA. Als ik in mijn eigen gemeente kijk, zijn er onder die kandidaten zeker een aantal goede Vlamingen. Van een aantal echter, weet ik het niet eens. In de ijver om de lijsten vol te krijgen, zoals dat heet, is het vinden van een naam – meestal die van een vrouw- vaak belangrijker dan wat die vrouw dan wel denkt.
Natuurlijk doet dit probleem zich niet alleen bij N-VA voor. Ik begrijp bijvoorbeeld niet zo goed wat een arme postbode in een partij als de VLD komt uitrichten. Of wat een succesrijk burgerlijk ingenieur bij de socialisten hoopt te bereiken. En wat de CD&V betreft: daar is het helemààl huilen met de pet op: je hebt daarin overtuigde Vlaamsnationalisten maar ook even overtuigde belgicisten; er zijn erg links georiënteerde figuren, maar ook mensen die een rechts discours best wel kunnen smaken. Er zitten boeren in en lui die van het verkavelen van landbouwgrond een sport hebben gemaakt en dus bedervers van de boerenstiel zijn. Er zitten mensen in die zich in hun persoonlijk leven bewust door christelijke principes laten leiden. Maar er zijn er ook op wie, om het maar zo te zeggen, die kwalificatie niet bepaald van toepassing is.
Daar komt nog bij dat wat in onze dorpen plaatsvindt, niet altijd doorresoneert tot in Brussel. Het zal “Brussel” geen moer kunnen schelen hoe men in gemeente x of dorp y de aanleg van de nieuwe riolering organiseert.
Maar toch.
Als er zoiets bestaat als Vlaams nationalisme – of christen-democratie of wat dan ook – dan moet daarvan toch iets zijn terug te vinden in de programma’s of de kernpunten van de betrokken plaatselijke lijsten.
Als de programmapunten waar N-VA voor opkomt met groot gemak net zo goed voor de socialisten hadden kunnen gelden, wat is dan de betekenis van het onderscheid van de partijen op gemeentelijk gebied?
Ik kom nu terug op Philippe Van den Abeele. Ik weet niet of hij aan deze zaken gedacht heeft als hij zijn stuk schreef, maar dit alles is wel belangrijk. Als iedereen hetzelfde vertelt, waarom dan in godesnaam verschillende partijen?
Hiermee naderen we wat volgens mij dé grote uitdaging voor N-VA is: ervoor zorgen dat de mensen ‘aan de basis’ inderdaad beschikken over een mens- en wereldbeeld dat vlaamsnationalistisch is en waarvan de toepassing hen op sommige punten, bij stonde en wijle, tot àndere standpunten brengt dan de leden van andere partijen. Als dat niet mogelijk is, zijn er maar twee conclusies:
a) het Vlaamse nationalisme heeft geen eigen visie te bieden;
b) de partij slaagt er niet in die visie aan het eigen volk kond te doen.
Te oordelen naar de kritiek die N-VA in de media en allerlei geschriften krijgt, valt niet bepaald te geloven dat het Vlaamse nationalisme geen eigen visie heeft te bieden. Hoe zo kritiek erop anders mogelijk zijn?
Tenzij die kritiek evenwel niet slaat op het feit van het Vlaamse nationalisme, maar op de schabouwelijke manier waarop het vorm wordt gegeven en/of geformuleerd.
Tja: laten we maar meteen heel eerlijk wezen: schieten we op dit punt niet tekort?
En het gevolg van deze laatste tekortkoming is natuurlijk dat het onmogelijk wordt om al die nieuwe leden van het Goede Woord te doordringen. Niemand weet immers precies hoe het klinkt.
En ja, nogmaals: laten we de hand maar in eigen boezem steken.
Het probleem is misschien niet zozeer het onvoldoende onderbouwd zijn van sommige partijstandpunten, want dat euvel geldt voor elke partij. Dat sommige standpunten ‘kaduuk’ zijn, zal ook wel wezen.
N-VA maakt ongetwijfeld fouten. Bijvoorbeeld: de partij is veel te kritiekloos eurofiel. Er zijn genoeg degelijke recente geschriften om op dat punt wat meer afstandelijkheid aan de dag te leggen. Namen zijn er genoeg: Baudet, Wim van Rooy, Erik van Goor, Rik van Cauwelaert, Hans Magnus Enzesberger….Men hoeft zich echt niet te richten op het drammerige gekwetter van Benno Barnard, die er inderdaad niks van begrijpt.
Maar begrijpen onze mensen het wel? Kunnen ze het wel begrijpen? En wat valt er te verwachten van een partij die weliswaar alles ten gronde wil aanpakken, maar werkt met ongevormde kaders – kaders die zelfs niet eens de grondideeën van het Vlaamse nationalisme te pakken hebben? Hoe kun je van die mensen “de kracht van de verandering” verwachten?
Dàt is, naar mijn aanvoelen, hét grote probleem van N-VA. Het is de ware achilleshiel. Als op dat punt niet massief inspanningen worden geleverd, kan de positie van vandaag met zekerheid niet lang in stand worden gehouden.
Dat de standpunten over de inhoud van het confederalisme en de techniek daar naartoe niet voldoende zijn uitgewerkt, is het minste kwaad. Hoewel de partij dringend juridisch werk moet verrichten wat er met artikel 35 mogelijk is en aan het lobbyen moet slaan in Europa, want Spanje en Groot-Brittanië zullen zelfs een confederale omvorming van de staat België waarschijnlijk niet op gejuicht onthalen. En dan zwijgen we nog even over de EU zelf.
Ook op dat punt is er inderdaad te veel onvoldragenheid, zoals trouwens ook te aanzien van Brussel. Wat als Brussel uitgroeit tot een megalopolis? Is het misschien verstandig om het erop aan te leggen dat niet Brussel, maar Straatsburg de hoofdstedelijke functies van Europa krijgt? Niet alleen omdat een heel groot Brussel Vlaanderen zal doodknijpen, maar ook vanwege de onoverzichtelijke massa problemen die overal in alle megasteden opduiken. Moeten we die problemen nou echt opzoeken? Zijn Stockholm, Lissabon en Baile athe Cliath dan zo’n droogstoppelige provinciesteden?
Doch voor dit soort aangelegenheden geldt tegelijk dat een partij niet in haar kaarten kan laten kijken. Dat maakt het de tegenstander veel te gemakkelijk, al is dat geen reden om het interne studiewerk dan maar op de kast te leggen.
Het grootste probleem zit evenwel in het onvoldragen zijn van een modern, geactualiseerd en genuanceerd Vlaams nationalisme dat het bestaan van onderscheiden strekkingen kan verdragen en, misschien nog het meest, in het feit dat de brave, goedmenende Nieuwe N-VA-er, nog veel meer dan Philippe Van den Abeele, op dit punt zijn honger blijft.
Het klinkt allemaal misschien als kritiek. Maar een vader die zijn kind lief heeft, moet het soms kastijden.
Jaak Peeters
Augustus 2012