De graaipotcultuur

We zouden van een heuse ‘soap’ kunnen gewagen, als het niet allemaal zo fundamenteel was: de hele heisa over de financiële tribulaties van de zich christelijk noemende belangengroep ACW.  Hoe het allemaal uit zal draaien, zal de verdere toekomst moeten uitwijzen. Want het is van minder belang of de christelijke werknemersbeweging al dan niet gefraudeerd heeft en in welke mate. Dàt ze buiten het boekje dat op haar maat is geschreven is gegaan, staat buiten kijf. Het kan gewoon niet dat een organisatie van werknemers die zichzelf voorneemt op te komen voor de belangen van werkende mensen, aan de andere kant het harde kapitalistische spel blijkt te spelen. Vooral niet als diezelfde organisatie opriep om niet voor NVA te stemmen of zelfs schijnheilig genoeg bleek om aan de ingang van de zaal waar die partij haar nieuwjaarsfeest hield te komen betogen.

Wie schopt mag een oorvijg terug verwachten, en dat is wat het ACW nu meemaakt.

Doch wie de zaken in ruimer perspectief plaatst begrijpt meteen dat er hier veel meer aan de hand is dan gewoon maar de weerwraak vanwege een gebelgde partij, die reageert op de arrogante terechtwijzingen van het ACW.

De vraag kan zelfs gesteld worden of het ACW als zodanig deze affaire zal overleven. Als er ook maar een schijn overblijft van de kritiek die NVA heeft geuit, zal het ACW niets anders kunnen dan zichzelf grondig te hervormen en, naar ieder fatsoenlijk mens hoopt, uit te zuiveren. Als echter zou blijken dat de NVA-kritiek in wezen correct was, bestaat de kans dat het ACW zichzelf zal moeten opheffen.

Dat is slecht nieuws voor de socialistische tegenpool, met in één van de hoofdrollen de socialistische verzekeringsmaatschappij Ethias. Want niemand gelooft dat men ter linkerzijde méér kosjer is geweest dan aan christelijke kant. En dan komt vroeg of laat het moment dat ook de socialistische belangengroep aan de orde is.

Hier naderen wij nu net één van de kernpunten van de Belgische staatsconstructie zelf, en deze zaak is veel belangrijker. Die Belgische staat hangt, volgens Dave Sinardet in De Morgen, al bij al vrij goed aan elkaar als een man als Bart Dewever geen moeite blijkt te hebben met een lezing voor een Franstalig gezelschap en de Franstalige liberaal Didier Reynders “mijn vriend” kan noemen. Sinardet vergist zich ten gronde. Niet alleen blundert hij vanuit een historische standpunt. Alle vergelijkingen lopen mank en bij de vergelijking die komt mag geen enkele ideologische veronderstelling worden aangenomen. Maar de hoge Nazi’s waren tot in 1938 graag geziene gasten bij de Engelse landlords. Twee jaar laten waren ze verwikkeld in een bittere strijd…

Het gaat er nu om dat dit land – La Belgique – al die tijd aaneen werd gehouden doordat die staat als een pot functioneerde, waar allerhande belangengroepen naar believen uit konden graaien. De staat was de machine die geld oppompte, zoals een pomp olie bovenpompt. Alle belangengroepen van dit land hadden zich verzekerd van een permanente aansluiting op de leiding die door de pomp onafgebroken wordt gevuld. Omdat niemand er belang bij had de aanvoer van middelen uit die centrale graaipot af te snijden, moest ook de pot blijven bestaan. Zo verzekerde La Belgique zichzelf van haar eigen voortbestaan.

Daar, en vooral dààr, is ook de omslag van de ACW-houding tegenover de Vlaamse ontvoogding te zoeken. In de jaren zeventig van vorige eeuw kleurde het Vlaamse Diksmuide telkenjare geel op IJzerbedevaartdag. Overal in Vlaanderen waren het plaatselijke verenigingen van ÀCW-signatuur die bussen inlegden “om naar de IJzer te rijden”.

Naarmate de Vlaamse ontvoogding vorderde en de Vlaamse politieke instanties meer greep kregen op het Vlaamse deel van de financiële stromen in dit land, naderde ook het moment waarop de harde kern van de staat Belgique zelf op het menu kwam. Precies die harde kern vormde en vormt de “pot” waarover hiervoor sprake. Zolang het allemaal beperkt bleef tot subsidies, was het niet van belang waar die vandaan kwamen: de Belgische of de Vlaamse regering.

Maar nu steeds meer de kern zelf van het Belgische systeem op de ontleedtafel ligt – confederalisme gaat precies dààr over-, komen de financiële belangen van de belangenorganisaties mee op tafel.

Anders dan Sinardet denkt, is het probleem dat nu aan de orde is er een van visies op de staat zelf.

Een partij als NVA heeft geen wortels in de traditionele belangengroepen: geen vakbonden, geen ziekenfondsen, geen eigen verzekeringsfondsen. NVA is een partij van de ontvoogde Vlaamse middenklasse, die geen boodschap heeft aan de belangengroepen – hoewel ze het sociale werk ervan best wel kan appreciëren. NVA staat dan ook een republikeinse staatsopvatting voor. De partij zegt dat zelf, bij herhaling. Zo’n republikeins opgevatte staatsordening verdraagt geen belangengroepen. Ze gaat uit van een staat die een zo efficiënt mogelijk instrument is ter behartiging van de belangen van de staatsburgers. Vandaar de roep om “verandering”. De oude Belgische graaipotcultuur staat hier in alle opzichten haaks op.

Wat dus werkelijk ter discussie staat zijn twee fundamenteel verschillende en elkaar uitsluitende staatsopvattingen: de oude graaipotstaat versus de republikeinse burgerstaat.

Als de republikeinse staatsopvatting  verder in de geesten van de bevolking postvat- en in ieder geval zal dàt het resultaat van de ACW-affaire zijn-  , dan betekent dit de verdere neergang van de Belgische graaipotcultuur, de daarmee samenhangende belangenorganisaties en, ondanks de optimistische juichkreet van Sinardet, de eenheid van de Belgische staat zelf.

 

Jaak Peeters

Maart 2013

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *