Chassidisch en ander fundamentalisme?

Ik ben het zelden eens met de commentator van De Morgen, Bart Eeckhout. Doch bij de zaak Berger – de chassidische Jood die verklaarde dat hij ook als politicus zou weigeren een vrouw de hand te schudden – zie ik me verplicht de kwestie zelfs nog verder open te trekken.

Voor Eeckhout toont deze zaak hoeveel fundamentalisme er in onze samenleving bestaat en heus niet alleen bij moslims. Het is verkeerd, schrijft hij, om fundamentalistische overtuigingen te “criminaliseren”. We moeten ze integendeel telkens weer tegenspreken.

Als we de betekenis van het woordje fundamentalisme goed opvatten kunnen we zeggen dat er onder ons veel mensen leven die sommige algemeen aan te hangen meningen niet delen. Dat is op zich niet mis, maar hoe zit het dan met het politiek correct denken? Politieke incorrectheid wijkt toch ook af van de modaal aan te hangen ideeën? En wanneer is een mening ongewenst of fundamentalistisch?

Omgekeerd toont dit alles dat er in een samenleving zoiets als een common sense nodig is, een algemeen gedeelde basisopinie over een hoop samenlevingsproblemen. Wetenschappers weten al veel langer dat een samenleving maar samen blijft als er zo’n algemene consensus bestaat. Wie daar ooit vaak en fel op gewezen heeft is de Engelse socialist David Miller, die verschillende keren de pertinente vraag heeft gesteld hoe je aan rijken kunt verkopen voor armen te betalen, als er geen besef van gedeelde samenhorigheid bestaat.

Wat we nu met deze zaak tegelijk zien is dat die samenhorigheid niet alleen een kwestie van gevoel, van etniciteit of van nationaliteit is, maar ook te maken heeft met het bestaan van een Leitkultur, waarin één algemeen maatschappelijk normenverhaal door iedereen als vanzelfsprekend aanvaard wordt.

Hier rijst een groot probleem voor de lieden die van deconstructie hun levensopdracht hebben gemaakt. Mensen die geloven dat de hele wereld maakbaar is en dat ze alles naar hun hand kunnen zetten hebben toch geen andere keuze dan het afbreken van een voorafbestaande consensus waarover iedereen het zonder verder nadenken eens was en het vervangen ervan door hun eigen concepten?

Dan is het voor de constructeurs van de nieuwe wereld dus zaak om een hen welgevallig levensvatbaar alternatief in de plaats van de oude consensus aan te voeren.

Dat alternatief evenwel is tot op heden niet zo helder noch overtuigend.

Er zijn de lieden die opkomen voor wat ze superdiversiteit noemen. Onze samenlevingen zouden het goed maken zodra ze een gigantische mengelmoes van mensen van allerlei slag en origine zijn geworden. Zal dan het probleem van het fundamentalisme of het bestaan van ongewenste opvattingen zijn opgelost?

Sommigen willen de zaak in de omgekeerde zin oplossen: we bouwen een civiele samenleving. Dat wil zeggen: we vatten mensen alleen als burgers op en al de rest verwijzen we naar de persoonlijke sfeer. Die mag dus niet aan de maatschappelijke oppervlakte komen. Hoe belet je dat niet-civiele dingen toch aan de oppervlakte komen? Met strafprocedures? Het voorval met de chaissidische jood bewijst dat ook dit geen optie is, want hij verklaart dat hij ook als homo politicus – dus bij uitstek als burger – zijn hoogst persoonlijke overtuigingen niet op het schap zal leggen.

Ook pleit Eeckhout op een opmerkelijke manier voor de idee dat het in beschuldiging stellen van mensen met een fundamentalistische – dus van de common sense afwijkende – mening geen zoden aan de dijk zet. We moeten hen in de plaats daarvan vanuit die common sense telkens weer tegenspreken.

De consequenties van dit standpunt zijn vérgaand. Als ze opgenomen worden, zijn vele opinieprocessen van vandaag overbodig of zelfs fout en zou wat ongewenst wordt geacht door discussie moeten worden gecorrigeerd, dus niet door welke vorm van uitsluiting dan ook.

Of dat kan lukken, hangt dan mede af van de stevigheid van de al genoemde Leitkultuur.

Ik mag hopen dat Eeckhout ook voor deze laatste een lans wil breken.

 

 

Jaak Peeters

April 2018