Geen excuus voor Verhofstadt

De Standaard probeert een debat op gang te krijgen over ‘nationale identiteit’. De Belgischgezinde krant neemt daarvoor het beruchte/bekende stuk van Verhofstadt als uitgangspunt: Er rot iets in Frankijk. Daarop volgden een aantal opiniestukken. Sommige benedenmaats, andere behoorlijk zinvol.

Verhofstadt en zijn geestesgenoten menen de constateren dat Frankrijk – en bij uitbreiding de volken van Europa – ‘bang zijn van zichzelf.’ Los van de vraag wat deze uitdrukking werkelijk betekent, moet ik als academisch gevormd en ervaren psycholoog verklaren dat elk mens, ieder van ons dus, ‘bang’ is voor alles rondom ons. En ja, misschien ook wel een beetje: bang van onszelf. ‘Bang zijn’ behoort bij ons bestaan als levende, kwetsbare wezens. Gelukkig zijn we met grote regelmaat ‘bang’, want anders verongelukten we al snel.

Dat geldt ook voor de groep, waarmee we ons als mens identificeren. Alle mensen identificeren zich met een groep. De Samoanen met hun stam, de Nederlanders met Nederland en Verhofstadt en co met een vaag en fictief wereldvolk. Ook een groep is ‘bang’ voor wat er rondom haar gebeurt. En ook in dit geval gaat het om de overlevingsvraag.

Dat niet de Islam een probleem vormt, maar wel de torenhoge werkloosheid, is een gratuite uitspraak die ik voorts voor rekening van Verhofstadt laat. De feiten spreken immers voor zich.

Maar andere peper is het wanneer Verhofstadt schrijft: ‘Voor mij bestaat de essentie niet uit waar men vandaan komt, maar uit waar men naartoe gaat’. Deze uitspraak werd even later nog eens in andere woorden herhaald door Sven Gatz, die het had over identiteit als het resultaat van een toeschrijvingsproces.

Daar schuilt nou net het grote probleem. Verhofstadt en Co weten er geen blijf mee. Ze blijven geloven in een abstracte, onbeperkte menselijke vrijheid. Niets is acceptabel wat die vrijheid, het vermogen om zelfstandig over de eigen toekomst te beslissen, beperkt. De mens is vrijheid, om het enigszins Sartriaans te zeggen.

Verhofstadt en zijn geestesgenoten aanvaarden de menselijke bestaansconditie niet. Ze kunnen of willen niet aanvaarden dat de mens geworfen is. En toch is hij is in het bestaan gesmeten zonder dat hij voor dit feit aansprakelijk is. Zij die hem in de wereld smeten, werden op hun beurt in het bestaan geworpen enzovoorts. Of we dat nu graag hebben of niet: wij zijn allemaal wezens, die hun bestaan en bestaansomstandigheden ontvangen hebben. Wij zijn producten van het toeval. Van datgene wat ons toevalt.

Verhofstadt en Co – en zij niet alleen – gaan bij het voeren het identiteitsdebat derhalve van een verkeerd standpunt uit. Ze gaan namelijk uit van een abstracte mens, op dezelfde manier als ze uitgaan van een niet-nationale Europeaan – alsof dat laatste niet ook een collectieve identiteit zou zijn. Daarom krijgen ze ook geen greep op het verschijnsel van de identiteit, dat ze vervolgens, niet begrijpend, meteen maar verwerpen.

Maar identiteit is niet datgene wat ons over onszelf bewust toeschijnt. Datgene wat we bewust over onszelf weten en kennen, is – helaas voor de protagonisten van de absolute zelfbeschikkende vrijheid – slechts een fractie van de innerlijke en uiterlijke wereld die als geheel onze identiteit vormt. De identiteit die we onszelf toeschrijven is een fractie van wat we werkelijk zijn.

Collectieve identiteit op zijn beurt, is niets anders dan het geheel van die geestelijke inhouden die gemiddeld meer voorkomen in de betrokken groep. Maar, helaas, het overgrote gedeelte van deze inhouden is onbewust. En, weer eens helaas voor Verhofstadt, dergelijke collectieve identiteit is niet alleen nationaal, maar kenmerkend voor élke groep, van het gezin tot de religieuze gemeenschap. Het bestaan als groep is juist de aanwezigheid van betekenissen die voornamelijk in die groep voorkomen.

Zonder collectieve identiteit is het leven daarom niet eens denkbaar. Tenzij we geloven dat ieder van ons bij machte is om op z’n eentje een beschaving uit te vinden.

En bovendien: waarom zou nu net dat gedeelte van de collectieve identiteit weg moeten worden geknipt, dat met name de nationale identiteit vormt?

Het argument van Verhofstadt dat identiteit verwijst naar verschil en daarom kan afglijden naar vijandigheid, laten we maar beter onbeantwoord. Waar komen we op uit als we elke vorm van onderscheid onder mensen moeten bestrijden? De Middeleeuwse Inquisitie zou erbij verbleken. Ik neem aan dat Verhofstadt deze lapsus wel niet meer uit zichzelf zal herhalen.

Wat hij en de hele extreem-lilberalistische strekking waarvan hij de spreekbuis is wel blijft herhalen, is de droom van de op zichzelf identiteitsloze mens, die het recht op eist om zonder welke beperking dan ook, over zichzelf te beschikken. Vanuit deze opvatting mag het niet verwonderen dat precies uit deze middens ook de pleidooien opklinken voor wat zo eufemistisch ‘waardig sterven’ wordt genoemd- meteen ook toegepast op diegenen, die nog moeten geboren worden. Enig cynisme is deze strekking niet vreemd.

Door hun geloof te prediken in een totaal vrije, ongebonden en daarom op zich lege mens, plaatsen Verhofstadt en Co zich volledig in de traditie van de Franse revolutionairen. Voor deze laatsten kan men nog enige clementie opbrengen: de toestanden van die dagen dwongen tot buitenissige ijver voor volstrekte gelijkheid onder mensen en het principieel verdacht achten van wat mensen van elkaar onderscheidt.

Voor Verhofstadt en Co geldt dat excuus niet. De geschiedenis heeft ons namelijk geleerd waartoe het geloof in een niet-bestaande, abstracte mens kan leiden.

Jaak. Peeters

2 maart 2010

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *